top of page

USA 2018 : Florida & the Deep South

19 April – 6 mei 2018

5.000 km. met enorm veel groene natuur en wildlife, doorheen de staten Florida, Georgia, South Carolina, North Carolina & Tennessee

Hoogtepunten:

  • Het vele wildlife dat we overal tegenkwamen; heel leuk ook de vogelnamen op mijn “vogelkaart” op te zoeken

  • Dolfijnentrip vanaf Key West: meer dan 3 uur showtime in het blauwe water

  • De Everglades: de anhinga-trail met onze eerste alligators, de onverharde Tamiami loop road “safari”, de airboat tour, de wandelingen,...  Zoveel natuurpracht!

  • Een verrassing later op de avond op Captiva: manatees en een dolfijn vanaf een kleine marina

  • De vredige Osprey/Pelican trail op Honeymoon island: heel relax met weer veel dieren

  • De acrobatische sprongen van de dolfijnen achter de Seascreamer in Clearwater

  • Kayakken op het tropische water en te midden van rimboe-groen in Weeki Wachee

  • Het sprookjesachtige bos en moonshiner cabins op de Jay Wolf trail op Skidaway island

  • De groene natuur en de vele bloemetjes, vlinders en beren in de Great Smoky Mountains

19 april:   heenvlucht naar Miami – Miami South Beach

20 april:  Miami – Biscayne NP – Middle Keys

21 april:   Middle Keys – Key West

22 april:  Key West – Everglades (Flamingo) – Florida City

23 april:  Florida City – Everglades – Naples

24 april:  Naples – Lover’s Key – Sanibel

25 april:  Sanibel – Myakka River SP – Treasure Island

26 april:  Treasure Island – St Petersburg – Clearwater – Tarpon Springs- Dunedin

27 april:   Dunedin – Weeki Wachi – Crystal River

28 april:  Crystal River – Rainbow Springs SP – St Augustine

29 april:  St Augustine – Fort George island – Jekyll island – Savannah

30 april:  Savannah – Charleston

1 mei:      Charleston – Congaree NP – Columbia

2 mei:     Columbia – Blue Ridge Parkway – Little Switzerland

3 mei:     Little Switzerland – Blue Ridge Parkway – Townsend

4 mei:     Townsend – Great Smoky Mountains NP – Townsend

5 mei:     Townsend – Atlanta – terugvlucht

6 mei:      terug thuis

 

Omdat we graag toch wel alle hoeken van Amerika eens gezien willen hebben, werd het hoog tijd voor een Oostkust reis! Enige twijfel of dit wel ons ding zou zijn, maar we moesten het alleszins eens proberen. Keuze viel op toeristentrekpleister Florida. Om voor voldoende afwisseling te zorgen, voegde ik nog de koloniale stadjes en de Great Smoky Mountains toe. En zo werden in het begin van een donkere natte winter tickets geboekt, in wat hopelijk het ideale seizoen zou zijn voor deze streek: de lente!

19 april – VLUCHT NAAR MIAMI – een dag van veel wachten – 25 km.

 

Vliegen hoort er nu eenmaal bij om aan de andere kant van de oceaan te geraken en al heel vroeg vertrokken we dan ook naar Zaventem om de vroege vlucht naar London met British Airways te nemen. Onze (nieuwe) auto mocht vakantie vieren op de lock parking – dat was een goede keuze, slechts enkele meters van de terminal! In London moest er helaas van terminal gewisseld worden, en kregen we allemaal gekke vragen van het American Airlines personeel (ik moest o.a. vertellen over onze hondjes). Het was druk en hectisch op terminal 3, maar we vonden nog plaats en tijd om in een bistro te gaan ontbijten. Daarna was het tijd voor 9u stilzitten op de American Airlines vlucht naar Miami! Daarna waren we er dan eindelijk, al rond een uur of 2 in de namiddag. Bij het aanvliegen hadden we een mooi zicht op de blauwe oceaan, de grote stad die Miami is, en het langgerekte eiland van Miami Beach voor de kust. En heel veel waterplassen vlak achter de stad. Weinig volk aan de paspoortcontrole maar het duurde heel lang. We dachten dat onze bagage er dus wel al zou zijn... Niet dus. Ze kregen de deur van het kofferruim niet open. Na 3 uur van gefrustreerd wachten was onze bagage er dan eindelijk. Daar ging het goede idee om op onze aankomstdag op het gemakje Miami Beach te gaan bekijken.

 

Gelukkig ging met de skip-the-counter het ophalen van de auto wel heel snel, maar dan moesten we kiezen. Oei. Altijd moeilijk. We kozen voor een rode Kia Sorrento, omdat we alle andere modellen al eens uitgetest hadden. Het zou een hele goede keuze blijken – het was enorm aangenaam rijden met deze auto! Zonder dralen ging het nu op naar Miami Beach met ook al de eerste files op de drukke autostrades rondom Miami. We gingen recht op de skyline af. We maakten de oversteek over een causeway met zicht op de havenkranen naar Miami Beach, dat eigenlijk een aparte stad is. Onze eerste bezienswaardigheid was de Holocaust Memorial. We moesten even zoeken naar parking die we vonden naast de botanische tuin. Maar die was al dicht dus gingen we maar langs de baan en onder onze eerste palmbomen naar de Memorial toe. We waren er de enige toeristen en het was een super indrukwekkende plek. Heel sfeervol en met mooie beeldhouwwerken (dat is bij memorials wel eens ander). Een muur met vele namen achter een zuilengalerij, een prachtige weerspiegelende vijver met lelies, een eiland met een arm die naar de hemel lijkt, een Anne Frank quote, en beelden van uitgemergelde mensen. Dat alles omgeven door groene palmbomen.

P1280156.JPG
P1280143.JPG
P1280151.JPG
P1280175.JPG
P1280166.JPG

Ter hoogte van de memorial gingen we ook het strand van Miami beach op. Tot mijn verbazing was het daar heel rustig. Een wit strand, blauwe zee, enkele vrolijk gekleurde lifeguard huisjes, en de skyline achter ons. Heel mooi en we wandelden op het gemakje terug via het wandelpad met mooie vegetatie. Hier was het al drukker! Via de bekende Collins Avenue met art deco huizen (Roel moest me wel uitleggen wat dat was) reden we naar de party wijk Miami South Beach, ook al bekend van de Art Deco. We vonden de perfecte plaats voor ons eerste Amerikaanse etentje: op de beroemde Miami Drive, vlakbij het strand, op de kruising met 5th Street (er was zowaar ook parking) bij de keten TGI Fridays waar we lekker op het gemakje buiten konden zitten op het terras terwijl de zon onder ging en een heleboel gekke mensen en soms ook gekke auto’s ons passeerden. Daarna wandelden we nog enkele blokjes in het donker door Miami South Beach, maar blijkbaar hadden we  de rustige kant gekozen. Want pas toen we wegreden over de bekende Ocean Drive zagen we de drukte en de fel verlichte art deco gebouwen en bars en restaurants waar South Beach bekend voor is. Wij waren moet en niet veel later waren we in ons hotel Best Western On the Bay Inn & Marina in de wijk North Bay Village. Ook aan de baai, maar die zagen wij niet. We wisten niet hoe snel we in ons bed konden liggen.

 

20 april – MIAMI – MIDDLE KEYS – op verkenning in Miami en dan richting Keys – 170 km.

 

Zo’n eerste Amerika vakantie dag zijn we altijd vroeg wakker, dus om kwart na 6 waren we al helemaal gepakt en gezakt om nu echt aan onze roadtrip te beginnen, terwijl het buiten nog redelijk donker was. We zagen nu toch al een beetje hoe het motel echt wel aan het water lag, en zelfs op een eilandje (het was ’s nachts overigens behoorlijk rumoerig geweest, ik had nochtans speciaal een hotel genomen dat niet op South Beach was). Onze eerste stop was een tankstation voor wat ontbijt en drinken, en wat van de nodige spullen voor onze trip (bestek, bordjes,...). We profiteerden er van om meteen heel Amerikaans zo’n mini gegarneerde hot dog te maken. Wat verder op een volgend eilandje Pelican Harbor Marina maakten we een korte wandeling en vonden onze eerste echte geocache in Florida. Een heel mooi plekje in het ochtendlicht, met een strandje met palmbomen (we zagen er zowaar kokosnoten in hangen!) en een weids uitzicht over de baai, waar we eigenlijk midden in stonden

P1280186.JPG

Aan traag tempo (druk verkeer, helaas een constante in Florida) ging het verder. Miami is groot en wij kozen onze te bezoeken plekken uiteraard aan de hand van geocaches. Onze eerste was ergens in het centrum van de stad bij een oud kerkhof met sierlijke graven. Daarna gingen wenaar het Museumpark, aan de baai. We moesten hiervoor parkeren op de parking van het museum en via het museum terras naar het grote groene gebied aan de baai gaan. Er wordt hier volop water gesproeid trouwens! We hadden een mooi zicht op het stille blauwe water van de baai waar grote cruiseschepen lagen. Ook de eekhoorntjes waren van de partij. Hoekje om hadden we zicht op de Miami Freedom tower, een historische wolkenkrabber die qua hoogte wel teniet gedaan wordt door nieuwere gebouwen dondom. Langs de Mac Arther Causeway, langs de grote cruiseschepen (er waren er toch een stuk of 5) en stil liggende havenkranen, ging het weer naar Miami South Beach en het South Point Park dat daar op het hoekje ligt. Er is hier een wandelpad gemaakt, en een pier die een eind in zee uitsteekt en die we afwandelden. Ook het witte zandstrand met lifeguard huisjes ontbreekt niet. Ik trok meteen mijn schoenen uit om door het blauwe water te stappen – de temperatuur van het water viel heel goed mee! Via de causeway ging het weer naar het vaste land, waar we het parkje “Alice Wainwright park” in de Coconut Grove wijk nog gingen bezoeken. Bijzonder is dat er hier kalkkliffen zijn (een klein eindje van de zee af trouwens) – blijkbaar zit er hier heel veel kalk in de grond.

 

Dit gedeelte van Miami is groen en mooi: sjieke woonwijken met verzorgde bomen en veel tuinen. De volgende wijk (eigenlijk is het een aparte stad) die we bezochten was Coral Gables. Hier gingen we een blik werpen op de wijk Venetian Pool: deze voormalige kalkgroeve is nu een sfeervol zwembad. Het was nog niet open dus konden we ongegeneerd een blik werpen. Stilletjes aan zetten we nu koers richting Zuiden met onderweg een aantal geocache stops. Een van die stops was een natuurreservaat te midden van de bebouwing: Rockdale Pineland Reserve. Omdat dit onze eerste natuurstop was, waren we toch al onder de indruk. Heel rimboe achtig groen hier! In de buurt van Homestead was het tijd voor een van de belangrijkste stops van de reis: de supermarkt aankopen in het Wallmart Supercenter! Daar zijn we ondertussen behoorlijk professioneel in geworden. Een grote koelbox en een grote zak ijs werden buitengedragen (en het ijs overgekapt in kleine ziplock zakjes). Dat moest snel want het was ondertussen behoorlijk warm, ruim over de 30 graden. Nu we de metropool Miami achter ons hadden gelaten, gingen we naar ons eerste National Park van de reis: Biscayne National Park. Eigenlijk kan je dit park niet echt bezoeken want het is een park dat de oceaan beschermt en de eilandjes daarin. Wij konden enkel Convoy Point bezoeken, waar het visitor center ligt. Eerst lekker picnicken op de bankjes aan de baai, en daarna bezochten we het bezoekerscentrum. De film die ze daar speelden, was interessant. We leerden het verschil tussen een Key (= biologisch, want is dood koraal) en een Island (= geologisch onstaan). En hoe algen het koraal doen afsterven (bleachen). We leerden over “mangroves” en “Hammocks” (de drogere bossen die eilandjes vormen). Ook kon ik een kaart kopen met de lokale vogelsoorten op, belangrijk want er zijn zulke mooie vogels in Florida maar ik kende de namen niet. Na nog een wandelingetje langs de boardwalk (veel veel visjes onder ons) en op een smalle landstrook, trokken we verder.

P1280217.JPG
P1280251.JPG
P1280240 - Copy.JPG

Op naar de Keys: een lange sliert van eilandjes (keys dus) van 200 km die zich uitstrekt in de oceaan,bijna tot in Cuba. Het plan om de Carl Sound brug te gebruiken mislukte (afslag niet gezien) dus reden we via de gewone highway number 1 door een groen gebied en daarna een grote brug, de eerste keys op. Eerst kom je op Key Largo. Wat meteen opviel was de lintbebouwing langs de hele highway, over alle keys heen. Erg mooi was dat niet... Gelukkig waren er verder ook stukken waar je op lange bruggen tussen blauw water reed. Of met een heel smal stukje land er tussen. Vaak stonden daar dan (al dan niet  kapotte) trailers op... Het hoeft niet te verbazen dat een orkaan zoals Irma vorig najaar hier veel schade kan aanrichten, ik zou hier toch niet gerust kunnen wonen! Ook in het John Pennekamp Coral Reef State Park gingen we een kijkje nemen. We zagen een (druk) strandje en een boel afgesloten wandelingen. Verder was er niet zo veel te zien. Eigenlijk is dit ook een park waar je moet gaan snorkelen bij de koraalriffen. We zagen ook onze eerste krokodil waarschuwing. Krokodillen zijn trouwens geen alligators, en veel zeldzamer. Ze leven ook in zout water (alligators niet).

 

Een leuke en toevallige volgende stop was het Laura Quinn Wild Bird Sanctuary. Hier worden vogels opgevangen die niet meer in het wild kunnen leven en het was verrassend leuk dit te bezoeken. Mooie natuurlijke volieres. Het grappigste was het kleine boos kijkende uiltje. En de grote voliere met zeevogels. Achter de volieres liep een klein paadje naar een rustig baaitje aan de oceaan, met mangrove bosjes, de typische bomen/struiken die hier met hun wortels in zee groeien. Een stop verder in Islamorada kwamen we bij de Hurricane Memorial, ter nagedachtenis van vele slachtoffers van een orkaan in de jaren ’30. Orkanen en Florida, het is me wat! Bij het Morada Bay Beach Cafe gingen we ook eens loeren. De gekleurde stoeltjes en tafeltjes op het witte strand onder palmbomen zouden erg mooi zijn. Dat was het ook, maar erg chichi en er ging een huwelijksfeest beginnen. Rap weg dus! Een volgende (cliche) stop was Robbie’s: een toeristendorp met veel soevenirstalletjes en hutjes. Hier kan je visjes kopen om aan de tarpons (grote vissen) te voeren. Een beetje gruwelijk. Er waren zeer veel pelikanen die zich goed lieten fotograferen. Waarom had Roel snel door: hier sneden ze de kleine visjes (voor het tarpon voeren) in stukken. Gruwelijk eigenlijk. Maar de pelikanen hadden we nu wel mooi gezien. Veel foto’s getrokken, wist ik veel dat ik deze reis nog ontelbare pelikanen ging tegenkomen... En ze lijken het te ruiken als er ergens vis gesneden wordt (dan komen ze plots van alle kanten aanvliegen). In een sfeervol haventje vlakbij zaten er ook weer pelikanen fotogeniek te wezen op de palen van de houten kaaien. Wat onderweg trouwens ook nog opviel waren doodgereden leguanen naast de highway.

 

De zon begon al flink te zakken maar daar was ons hotel al: de Edgewater Lodge, in de gemeente Layton in de Middle Keys (weer een collectie kleinere eilandjes). Ik vond het erg sfeervol, direct naast de highway maar aan de blauwe oceaan, met verschillende houten pieren, hutjes met stro dak met hangmatten en picknickbanken, veel grappige dingen, en de kleurrige houten lodge en cabins. Wij hadden een mooie kamer op de eerste verdieping op de hoek, pal aan de zee voor de pieren. Het was er wel een drukke bedoening: er werd gevist, ge barbecued, gezwommen,... hoewel het wel kleinschalig was. De pelikanen waren er natuurlijk ook als de kippen bij! Onder een van de hutjes genoten we eerst van onze tweede picknick van de dag. Terwijl de zon onder ging reden we nog een stukje verder, in de richting van Marathon, om nog wat te geocachen. We zagen veel vogels (aalscholvers) zitten op de electriciteitsdraden naast de highway (zeer stevig palen trouwens met al die hurricanes hier). Een van de mooiste stranden in Amerika (dat zeggen ze hier allemaal van hun strand), Anna’s Beach, lag er niet zo fraai bij: nog altijd volledig kapot/gesloten naar Irma...  Toen het donker was reden we naar ons hotel terug voor onze tweede nacht op Amerikaanse bodem.

P1280298.JPG
P1280325.JPG
P1280321.JPG

21 april – MIDDLE KEYS – KEY WEST – Key deer, Key West en veel dolfijnenpret – 105 km.

 

Het was nog wat donker en de rest van het motelletje in diepe rust, toen ik de hangmat al uitteste. Het was heel mooi zo voor ons motel terwijl de zon de hemel langzaam roze kleurde. Ons ontbijtje aten we een heel klein stukje verder op, bij de start van de brug waar ons hotel tegen aan lag en de verbinding maakte met het volgende eilandje. De eerste vissers maakten zich hier uiteraard al klaar: alle bruggen n Florida staan altijd vol vissers. Na een tankstationstop in Marathon, en de rit over de beroemde Seven Mile bridge (de langste van de keys, te midden van blauw water) ging het op naar Big Pine Key en het verbonden eilandje No Name Key: deze eilandjes vormen het National Key Deer Refugee. We gingen hier diertjes zoeken: de key deer, hele kleine hertjes, maar max 80 cm groot, die enkel hier voorkomen. Het is een ondersoort van de white tailed deer die je in Amerika vrij vaak ziet. De key deer worden goed beschermd (de maximum snelheid op dit gedeelte van de keys is lager) en er staan veel waarschuwingsborden voor. Ik had heel goed uitgezocht waar we het meeste kans hadden ze te zien. Daarom en ook omdat het nog vroeg was, hadden we al heel snel prijs. Een key deer stond in een voortuin. En wat verder op het kruispunt ook in een voortuin: vier hertjes! Zo leuk! Ze zijn goed aan mensen gewend dus als je rustig bent kan je ze goed benaderen: eentje drukte zelfs eventjes zijn neusje tegen mijn hand. Mijn dag kon uiteraard niet meer stuk.

 

Via een brugje reden we naar No Name Key, hier enkel groen en de weg liep dood bij de baai. En ja, weer ook weer drie key deer in het groen, waarvan een een kleintje. We zijn hier een beetje stout geweest en hebben ze sla gevoerd. En daarna stukjes komkommer, dat vonden ze heerlijk. Ons key deer – succes wilden we graag vieren met een drankje in de bar van de No Name pub die er grappig uitzag, maar helaas, nog niet open! In het Refugee ligt ook nog “Blue Hole”, een voormallige kalsteengroeve nu gevuld met water. Hier gingen we ook een kijkje nemen. Er zit hier een koppel alligators en we hoopten hier onze eerste alligators te spotten, maar nee, geen geluk (achteraf hoorden we dat ze misschien onder de vlonder gezeten hadden), maar wel veel natuur hier. Langs de straat kochten we nog van twee kindjes “ice cold lemonade” en koekjes, lekker typisch Amerikaans. Het visitor center van het refugee was ondertussen open, dus gingen we er nog een kijkje nemen en we kregen een hele uitleg over de key deer. Ze waren verbaasd dat we er al zo veel gezien hadden!

P1280367.JPG
P1280374.JPG
P1280360.JPG

We reden een stukje terug tot het Bahia Honda State Park, bekend voor de mooie stranden. En voor een kapotte brug: de Flagler railroad bridge, gebouwd in het begin van de 20ste eeuw en niet veel later in de jaren 30 verwoest door een orkaan. Ze is wel hersteld geloof ik, maar later vervangen en deels opengemaakt voor boot-verkeer. Ze is in heel slechte staat. Dat soort van kapotte bruggen hebben we wel meer gezien op de Keys en er wordt vaak ijverig vanop gevist. Het statepark zelf (jaja weer toegang betalen, grrr, voor onze korte bezoekjes werden we dat al grondig beu) viel ons een beetje tegen. De helft (stranden aan de oceaanzijde) was afgesloten wegens Irma-schade. Er was 1 strand open, dat wij te druk vonden (picknickers met luide muziek) en waar veel zeegras op lag. En het uitzicht op de kapotte brug zat je ook vanaf de highway. We wandelden wel een klein stukje op de brug, mooi zicht op het blauwe water met verschillende soorten turquoise onder ons. We zagen hier ook mensen kayakken, dat zag er wel fijn uit. We waren meer gecharmeerd van een eenzame geocache-wandeling die we wat verder, terug in het refugee, maakten naar Long Beach, langs mangrove, lekker eenzaam, met veel fossielen en grote schelpen op het strand.

 

Tijd voor een vroege picknick aan sunset mangrove op Cudjo Key langs magroven (met hun voeten in het zeewater), en dan reden we in 1 keer door naar Key West. Om 2 uur werden we immers daar verwacht voor onze dolfijnen trip. Key West ligt op het einde van de highway, en staat bekend om zijn speciale caraibisch sfeertje. Onze auto kreeg een plekje bij het motel, het Blue Marlin motel. Wel een leuk sfeervol motel vond ik, en de kamer was mooi en licht. Auto voor de deur: top! Om bij de marina te komen waar onze boottocht vertrok, moesten we het eiland dwars doorkruisen. Daarvoor volgden we de bekenste straat van het stadje: Dunval Street. Het was druk op straat: veel bars, luide muziek, kraampjes,... maar ook hele mooie huizen (geen flatgebouwen!) met verzorgde voortuinen en bloemen. Heel kleurrijk ook allemaal. Er liepen ook een aantal “gekke” zwervers rond en zelfs kippen, want Key West is bekend van de loslopende kippen. De Marina was een leuke verrassing, dit gebied noemt de “Historic Seaport Harbor” en er was best veel te zien vanop de boardwalk en de zijstraatjes. Omdat onze boot nog niet aangemeerd was, gingen we even kijken in het kleine seaturtle musem, op een houten vlonder boven de zee. Met een klein beetje vertraging kwam onze boot, een catamaran, er aan! Deze mooie boot van de firma Honest Eco, inclusief kapitein, hadden wij voor ons alleen gedurende vier uurtjes. Eigenlijk combineren ze een dolfijnen met snorkelen, maar ik had gevraagd om 4 uur dolfijnen.

P1280431.JPG
P1280450.JPG
P1280615.JPG
P1280654.JPG
P1280540.JPG
P1280659.JPG
P1280522.JPG
P1280647.JPG
P1280660.JPG
P1280715.JPG
P1280740.JPG
P1280667.JPG

De kapitein raadde ons aan op het voordek te gaan zitten (lekker heet in de brandende zon), met onze voeten overboord. De catemeran kliefde heel comfortabel door het water terwijl we het haventje met sjieke jachten, achter ons lieten (we zagen nu ook om de hoek een cruiseschip liggen) en op de open zee toegingen. Het was wel duidelijk dat een pad gevolgd moest worden, tussen de boeien, met heel wat kronkels. Daarnaast had het water meestal een andere kleur (riffen?). De kapitein vertelde ons goed voor ons in het water te kijken en zag op een gegeven moment ook een seaturtle, maar die hebben wij helaas gemist. We zagen wel natuurlijk pelikanen, aalscholvers en veel vliegende vissen (veel gezien in Florida). Het was alleszins heerlijk op het turquoise blauwe water. Ik was wel een beetje ongerust ivm de dolfijnen want blijkbaar was de ochtend trip niet zo succesvol geweest. Tot al heel gauw: een ander bootje, met dansende vinnen op de golven: ja! Dolfijnen! Hoewel van ver, was ik al heel blij! Het werd alleen maar beter, want de dolfijnen kwamen veel dichter bij de boot en het grootste deel van de tijd konden we ze heel dicht zien, enkel met ons bootje (2 keer is er kort een andere boot voor ons geweest).

 

Het was een grote groep dolfijnen (als het altijd dezelfde waren tenminste), die vaak opsplitsen in kleinere groepjes en dan weer samenkwamen. De dolfijnen waren heel actief; het was ook duidelijk “mating” tijd daarmee dat het misschien zo’n hevige bedoening was bij momenten. Er werden achterwaartse salto’s gemaakt, ze schoten onder de boot en dus rechstreeks onder onze voeten door (omdat het water zo helder is zag je ze dan super goed), rollebolden, toonden hun bui aan ons, deden aan synchroom zwemmen, zwaaiden met hun staart, hopten met hun bovenlijf boven, spoten af en toe water (wat we ook hoorden en een keertje zelfs nat van werden),... Er was ook een kleintje bij. Die was ook al zo goed gezind, hij was blijkbaar met een visje aan het spelen en haalde ook heel wat kunstjes uit. Zo mooi, meer dan 3 uur hebben we van dit spectacel genoten en het was voor mij nu al het hoogtepunt van onze reis, ook omdat het zo heerlijk relax was door op het blauwe water omgeven door dolfijnen. Het moet gezegd dat onze kapitein ook echt haar best deed om de dolfijnen goed te volgen zodat we goed zicht hielden. Het leukste was het als ze onder onze voeten zwommen natuurlijk. Zo’n mooie dieren. Na  heel lang genieten – wat een gelukzakken zijn wij toch – moesten we helaas weer terug koers zetten naar Key West. Als afscheidscadeautje kwamen we op de terugweg ook nog een groepje dolfijnen tegen.

P1280721.JPG

Het was al 6 uur toen we uitstapten op de boardwalk van Key West. Al geocachend verkenden we verder Key West. We wandelden langs de bekende Sunset peer en Mallory Square, bekend van de “sunset celebration” maar daarvoor wat het nog wat te vroeg en echt de moeite om er langer te blijven hangen, vonden we het niet. We passeerden een restaurant straatje waar een haan rondliep, een gezellig met palmbomen omgeven parkje met wat monumenten in, een uitkijktoren en weer een mooi pleintje met ook een kong beeld (kong=grote speciale schelp, en een beetje een symbool voor Key West, er zijn ook veel winkels met deze schelpen), een drukke bar met een webcamgeocache, een mooi kerkje en een soort city hall,... Vooral Whitehead Street konden we waarderen: geen drukke bars hier maar prachtige sjieke huizen, vaak met indrukwekkende tuin, veel bloemen (zoals bijna overal op Key West), huisjes met schattige hekjes ervoor, gigantische dikke bomen,... Heel mooi. We loerden ook door het hek naar het Hemingway House, dat is een beroemd museum. En het Lighthouse Museum, ze hebben nl. ook een vuurtoren. En Mile 0, het startpunt van de Highway 1 natuurlijk! Ondertussen hadden we grote honger, en eten in de drukte wilden we niet maar in deze mooie rustige buurt was niet veel. Na wat zoeken vonden we in de leuke wijk Bahama Village (duidelijk een woonwijk, met mooie huizen en huisjes in pasteltinten, een houten kerkje,...) een klein restaurantje Firefly waar we buiten op het terras heel lekker aten (al brachten ze mijn salade vooraf en als voorgerecht enkel de aardappelpuree – zucht). Roel probeerde ook een variant op de beroemde lokale key lime pie. En daarna ging het via de kortste weg naar het motel – de wandelafstanden op Key West had ik toch wel wat onderschat. Tijd om te dromen van de dolfijnen!

P1280749.JPG
P1280760.JPG
P1280769.JPG

22 april – KEY WEST – FLORIDAY CITY – zwaar onder de indruk van de natuur van de Everglades – 350 km.

 

Terwijl de zon opkwam, waren wij al weer op wandel in Key West. Het zou een pittige ochtendwandeling worden, nu door het gedeelte dat we gisterenavond nog niet gezien hadden. De lucht kleurde prachtig boven de kleine strandjes die we zagen. Eerst het piepkleine Dog Beach; daarna het iets grotere South Beach, waar ze ook een soort korte dijk in zee hebben, palmbomen op het strand en joepie, een Starbucks. Tijd voor een grote koffie. Deze strandjes liggen bij woonwijken met hier en daar een hotel en rondscharrelende kipppen. Ook het beroemde Southernmost Point (of continental USA) moest natuurlijk op de foto. 90 mijl van Cuba ben je hier! Normaal gezien moet je hier blijkbaar aanschuiven voor de foto; op dit vroege uur gelukkig nog niet. Deze bekende rode boei is heel fotogeniek, en we bekeken er ook een green heron reiger, en vissende pelikanen. Die zijn erg grappig want hun duik is best spectaculair, en als ze beet hebben gaat de vis daarna naar de “mondzak”. Meeuwen probeerden te landen op de kop van de pelikanen! Via woonwijken (Bahama Village) met kleine huisjes wandelden we rondom de grote marinabasis. We maakten een stop bij het Memorial Museum ship (oorlogsschip) dat hier in de baai ligt (een green heron hier vlakbij en een dok met veel grote vissen) en stapten dan door naar Fort Zachary Taylor Historic State Park. Achteraf gezien hadden we hier beter met de auto naar toe gekomen, want daar was het op voorzien. Maar voor ons werd het dus de goedkopere “walk-in”.

 

Fort Zachary is een fort uit de 19de eeuw; ons hoofddoel hier was het spotten van de groene leguanen (iguana’s) – die zijn hier trouwens niet natuurlijk. Eerst zochten we een geocache bij de oude smidse en daarna wandelden we het fort in. Er was een binnenplein, een gallerij met kannonnen en natuurlijk kon je op de omwalling wandelen. Een mooi zicht had je hier wel maar geen inguana’s op de muren.... Tot mijn oog op iets viel... een groot beest in de boom achter de muur! En nog een, en nog een,... We hebben heel lang zitten kijken, hoog op de muur, naar een stuk of 20 iguana’s. Sommige waren groenig eventueel met een blauwige kop; maar de meesten eerder grijs en ze zaten eigenlijk goed gecamoufleerd. Hun koppen zagen er best angstaanjagend uit, met enge oogjes en een soort van keelzak, en een soort van hoorns op hun rug. Heel tevreden verlieten we wat later het mooie fort, toch een bezoekje waard. Je kan hier ook naar het strand maar voor ons wat het mooi geweest. We wandelden terug naar het Blue Marlin Motel en rond een uur of 10 lieten we Key West achter ons, klaar voor de lange terugweg. Enkel en alleen het stuk over de keys is al ongeveer 170 km en 2 uur rijden, met druk verkeer. We passeerden alle plekken die we de voorbije twee dagen bezochten en bewonderden weer de al dan niet kapotte bruggen met veel vissers , en het uitzicht op het blauwe water met mangrove bosjes. We ontmoetten ook weer veel gevederde vrienden, zoals een swallow tailed kite (roofvogel), een northern mocking bird en de knalrode northern cardinal (die zouden we nog veel zien deze reis). Ook was het al tijd voor een roadside-picknick-lunch. Toen we de keys verlieten over de brug, merkten we langs de highway ook de palen op voor de nesten van de ospreys (visarenden) , die we ook zagen.

P1280782.JPG
P1280786.JPG
P1280797.JPG

We passeerden Florida City, waar we ’s avonds zouden overnachten en reden meteen verder. We waren verbaasd maar we zagen nu eindelijk ook akkerbouw en fruitteelt, we vroegen ons al af waar ze hier hun eten kweekten ;-) . We passeerden het bekende Robert is here, een fruitwinkel. Bekend voor de smoothies e.d. dus we maakten een stop. Maar het was er zo’n commerciele drukte dat we snel weer weg waren. Ik wilde ook graag zo snel mogelijk in Everglades National Park zijn: ik was heel benieuwd en had hoge verwachtingen! Ik was dan ook superblij toen we bij het mooie toegangsbord waren voor de fotostop: eindelijk waren we er! We stopten bij het Ernest F. Coe Visitor Center voor de stempelstop en het ophalen van de mooie parkfolder. In de vijver bij het visitor center zagen we nog geen alligators... De Everglades is eigenlijk een gigantische vlakte; een reusachtig, traagstromende moerasrivier-monding die in het zuiden uitkomt in de oceaan. Zoet-en zoutwater vermengt zich daar. Op de informatie borden zagen we hoeveel minder water er tegenwoordig naar het natuurgebied stroomt, wegens afdammingen en dijken, en de aanleg van steden. Het is een super-groen gebied, dat zagen we al meteen.

 

Een korte zijweg (met verkeersborden die waarschuwden voor de zeldzame panter die hier voorkomt!) bracht ons bij het kleine Royal Palm Visitor Center. Hier vertrekken twee heel populaire trails. Ik kon niet wachten om er aan te beginnen, en terwijl Roel zijn schoenen nog aan het veranderen was, spotte ik al de eerste alligator, een green anole (groene hagedis die een roze keelzak opzette) en een schildpad (een cooter), gewoon achter het visitor center. Joepie! Alligators leven trouwens enkel in zoetwater – de meer zeldzame krokodillen kunnen ook in zout water leven. Die eerste alligator mocht al uitgebreid op de foto – wisten wij veel hoeveel honderden we er de dagen daarna nog zouden zien... We begonnen aan de Anhinga Trail, slechts 800 meter lang maar we hebben er volgens mij meer dan een uur over gedaan. We keken echt onze ogen uit! Een klein asfaltpaadje, maar daar bulkte het al van het wildlife en er waren mooie weidse uitzichten over de Everglades. We zagen weer alligators (soms zie je enkel zijn hoofd of de oogjes). Prachtige vegatie met begroeide wateroppervlakken, schildpadden, vissen,... en het bijzonderste van al: van op een brugje zagen we een bijzondere vogel in het heldere water ONDER water lopen, onder onze voeten. Soms stak hij zijn slanke blauwige nek boven. Wat een fijne observatie. Deze vogel bleek achteraf de Anhinga te zijn, de “slangevogel” en het symbool van deze trail. Ik had niet gedacht dat deze slanke onderwater vogel dezelfde was als de aalschoverachtige vogels die hier zitten! We sloegen de boardwalk in en het werd nog mooier: wandelen over begroeide waterplassen, waartussen we speurden naar alligator oogjes. We ontdekten er verschillende (ik was er heel goed in hihi, de andere toeristen zagen ze niet altijd)! We zagen ze ook zwemmen wat we heel spannend vonden – we konden hem volgen over de boardwalk. Wel bijzonder dat het hier ondanks die alligators vol vogels en vissen zit! Ook zagen we een red bellied turtle. En we wandelden naast bomen waar heel veel planten in groeien (van die rode bromelia’s, dat had ik op de parking ook al gezien en ook later tijdens de reis nog veel gezien). Zo mooi. In het midden van een grote vijvers zat een hele groep aningha’s en we zagen ook onze eerste ibissen. Zelfs de vissen kon je hier echt “observeren”; ze maakten “patches” open in de vegetatie als hun territorium Aan een zijpadje zagen we een alligator half op het land en wat verder ook een paar op een droger stuk. We hoorden ook dingen ritselen in het riet!

P1280841.JPG
P1280912.JPG
P1280868.JPG
P1280979.JPG
P1280914.JPG
P1280959.JPG

Aansluitend was de al even korte Gumbo-Limbo trail aan de beurt. Hier minder wildlife, maar wel een schattige paadjes dat tussen mooie bomen kronkelde. Een ware rimboe! De Gumbo-Limbo bomen hadden een rode schors, maar er waren ook palmen, varens, en veel lianen. En we hoorden vanalles ritselen, brrr. Ik zag ook een slang wegflitsen en in een poel in het bos zagen we enkele baby-alligators (die hebben streepjes!). Weer een fijne trail, en heel belangrijk: tot nu toe nog altijd geen muggen, die hier echt een probleem kunnen zijn! We vervolgden nu de park road, dat is een weg van maar liefst 39 miles, one way! Een fijne relaxe weg om te rijden, te midden van uitgestrekte grasvlaktes met “eilandjes” van bomen, of tussen meer bossige stukken. We maakten stops bij de verschillende info borden, en bij de korte trails. Bvb. de korte Pa-hay-okee overlook trail, waar de boardwalk wat hoger tussen de bomen loopt (weer ibissen gezien), en wat verder de Mahogany Hammock trail door een dicht rimboe bos (hammock “eiland”) vol mooie vegetatie. We leerden over de sabel palmen en zagen veel vogels: kleine geel-zwart en kruipertjes (black and white warbler); en libellen.  Langs de Park way bulkte het ook van de vogels; ze zagen heel veel vultures, die langs de weg zagen. Turkey vultures maar ook Black vultures. En enorm veel reigers, opvliegende witte reigers zou een constante worden van de eerste dagen van onze trip (je hebt er verschillende soorten van: cattle egret – great egret –snowy egret). We reden ook net niet over een slang op de weg.

 

De weg eindigde bij het Flamingo visitor center, dat al wel gesloten was zo in de vroege avond. Hier was veel schade door orkaan Irma en de gigantisch grote parking was bijna volledig leeg. Beetje een gek zicht. Onze auto stond bijna onder een mooi osprey nest geparkeerd! We hoorden ze ook heel de tijd roepen.  In de marina stonden borden over manatee’s maar we zagen er geen. Een wandelingetje langs het water en langs het uizichtplaform: voor ons de Florida Bay vols keys (kleine eilandjes). En vele grote vogels scheerdenboven ons hoofd: vultures en ospreys. Weer genieten van de natuur hier! We wandelden wat verder de Eco Pond Trail, rondom een grote waterplas. Geen alligators maar wel weer een aantal vogels mooi kunnen bekijken zoals de red bellied woodpecker en weer de rode cardinals. Op het uitertste puntje van de parkroad was de gigantische grote en weer lege camping – we zagen hier weer veel gieren langs de baai zitten. Dan was het tijd om de mooie rustige park road weer helemaal terug te bollen – geen straf. En terwijl de zon onderging, wandelden we nog een keer de zalige Aninga-trail (wel ietsje rapper ivm het donker worden). We ontmoetten al heel snel een soft shell turtle (die was behoorlijk groot en heeft een soort slurf neus), die uit het water gekropen was en ons aankeek en terwijl zand in het rond trapte. En weer een stuk of 5 alligators die zich goed lieten zien, en jonge aningha’s die gevoederd werden. De hemel boven de grasvlakte van de Everglades kleurde roze. Wat een mooie afsluiter van weer een dag vol natuur!

 

Heel voldaan reden we de laatste mijlen naar ons hotel de Best Western Gateway to the Keys in Florida City, maar eerst gingen we nog op zoek naar eten. Ik wilde graag een nieuwe keten uittesten, maar uiteindelijk werd het toch de Applebee’s. Het smaakte prima (en opgelet, je moet dus betalen voor de spelletjes op het computertje op je tafel!). Het was buiten nog altijd 27 graden! Broeiierig heet, maar er werd onweer en regen voorspeld.... Hopelijk bleef dat nog wat weg. Ik keek al hard uit naar een tweede dag Everglades, die mijn verwachtingen nu al ruim overtroffen hadden!

P1280988.JPG
P1280993.JPG
P1280997.JPG

23 april – FLORIDA CITY – NAPLES – honderden alligators en een airboat tour door de Everglades - 185 km.

 

’s Nachts had het blijkbaar toch flink geregend (wel nog altijd 24 graden warm ’s morgens!), en er hingen enkele donkere dreigende wolken, toen wij na een Best Western ontbijtje vertrokken uit Florida City, al weer om 7 u ‘s morgens. Eerst ging het Noordwaarts, en tot mijn verbazing was het hier super druk. Eigenlijk was dat zo vreemd nog niet, dit is de route richting Miami en het is allemaal nogal verstedelijkt gebied. Veel file dus. We waren nog verbaasder dat toen we niet meteen goed aansloten toen de file in beweging kwam, een auto ons langs rechts over de wegberm door het gras voorbij stak. Haha die Amerikanen toch. We passeerden ook veel kwekerijen, van palmbomen bvb. Het verkeer werd heel wat rustiger toen we de Tamiami Trail (higway) opdraaiden. Deze weg verbindt Tampa en Miami, vandaar de naam. Er wordt hier ook duchtig gewerkt – men gaat de weg over een bepaald stuk hoger leggen zodat het water natuurlijker in de Everglades kan stromen. De route loopt eigenlijk ook heel de tijd langs een kanaal en vormt blijkbaar echt de scheidingslijn tussen het zoete en zuivere gedeelte van de Everglades (ten Noorden) en het semi-zoute gedeelte (ten Zuiden). Niet zo heel natuurlijk allemaal... Tijdens het eerste stuk van de highway is het kanaal ook echt zo een typisch niet zo natuurlijk kanaal – desondanks zagen we er toch af en toe een alligator in! En het was ook opletten geblazen, want er stak een schildpad de highway over! En uiteraard waren er ook heel veel vultures langs het kanaal

 

Af en toe was er een brug (soms enkel voor voetgangers) het kanaal over. Via zo’n brug bereikten wij aan het goed verstopte en niet aangegeven (heel on-Amerikaans vonden we dat) Memorial voor Flight 592, die in 1996 neerstortte in de Everglades met meer dan 100 mensen aan boord. Heel sober met veel beton, in de hoge berm naast het kanaal. We zagen hier ook weer een alligator vlak voor ons zwemmen. We maakten eerst wat mijlen, om dan wat verder de Loop road (scenic drive) van de Tamiami Trail in te slaan. Eigenlijk waren we hier niet meer in het National Park maar in het Big Cypress National Preserve (eigenlijk 1 heel groot aangesloten gebied). Hier draait het om het beschermen van het zoete zuivere water dat de Everglades voedt en de grote cypresse bomen die met hun voeten in het water groeien. De loop road is er eentje van 24 mijlen, het eerste gedeelte gaat nog daar wat schaarse bebouwing maar daarna wordt de weg onverhard en rijd je echt door de rimboe.

P1290062.JPG
P1290039.JPG
P1290057.JPG
P1290051.JPG

Al op het eerste stuk passeerden we vele leuke dieren. Anhinga’s in de bomen (we waren even verward, blijkbaar hebben de vrouwtjes en jonge dieren een ander kleurenpatroon). Een prachtige vijver waaruit bij het voorbijrijden tientallen vogels opvlogen die dan gelukkig ook weer terugkwamen: verschillende soorten reigers, ibissen, roseate spoonbills (die prachtige roze vogels die ik zo graag wilde zien – helaas waren ze zo schuw dat ze als enige niet terkwamen) en nog andere steltlopertjes. De safari was begonnen. En dan bij een grote plas vlak voor een schooltje: wat zag ik daar vlakbij de weg: enkele alligators, bijna volledig op het droge. Uitstappen dus maar, en wat bleek, in de grote vijver er achter: tientallen alligators, in het water en nog meer op de kant. Wauw. We geloofden onze eigen ogen niet. Na dit spectacel goed bekeken te hebben reden we verder. Bijna aan elke culvert (beek onder de grond – we zagen ze al van ver door de gele wegsinalering; hier stond meestal een diepere waterpoel) zaten alligators! Of soms ook gewoon ergens in de beek naast de weg, of in de berm. We waren heel erg onder de indruk. Zeker omdat het niet alleen bulkte van de alligators maar ook van de vogels. Ontelbare reigers vlogen voor ons weg. We zagen wood storks – dat zijn ooievaars met een hele lelijke kop (een keer langs de weg, en wat verder ook een grotere groep in een plas). Een grote schildpad (red bellied turtle?) liep gewoon op de weg. Op 1 plek zagen we ook weer een paar baby alligators. Ook de vegetatie was erg mooi: cypressebomen met een uitwaaierende stam, vaak met hun voeten in het water en bomen vol bromelia’s. Dit was genieten! Als er tussen de cypressen ook nog eens alligators op het droge zaten, was het nog knapper. We vonden het ook leuk dat het een onverharde weg was natuurlijk, al lag hij heel erg goed. En we kwamen slechts twee of drie andere wagens tegen op de hele route. Een echte aanrader, deze “safari”.

 

De looproad komt weer uit op de Tamiami trail, die we nu een eind terug moesten volgen. Helaas zagen we onderweg ook een dode kleine alligator, jammer... De gieren hebben hier een goed leven... Wij moesten zijn bij de kleine firma Down South, voor onze airboattour! Ik had bewust voor deze kleinschalige firma gekozen, want ik wilde geen firma die iets met alligatorfarms te maken had, of dieren lastig viel. Bovendien zijn zij de enige die tours doen aan de “freshwater” zijde van de Everglades, de enige echte “river of grass”. En de tours zijn prive. Ik had eigenlijk een tour van 2u geboekt, maar door de lage waterstand hadden ze mij al geinformeerd dat we maximum 1.5u konden doen. Na eventjes wachten (ze hebben zelfs geen huisje/winkel), kwam er al een airboatje aangescheurd en niet veel later konden we aan boord. Ik wist eigenlijk niet zo heel goed wat ik moest verwachten van zo’n airboat, behalve veel lawaai. We kregen een hoofdtelefoon op, over onze hoed. En verder zaten we gewoon op een leren bankje, zonder gordel of zo. Onze kapitein zat achter ons, heel wat hoger. En daarachter zo dat ronde wiel/schroef van de airboat. Er hingen dreigende donkere regenwolken, dus de kapitein nam regenjassen mee. Die wolken bleken een voordeel, want het was heet op het leren bankje van de airboat. Maar gelukkig verstopte de zon zich al snel en die dramatische wolkenluchten waren wel mooi. Er vielen zelfs welgeteld 5 druppels... Onze gids stopte meteen om zijn regenjas aan te doen; dat vonden wij heel grappig want het was zo heet dat je die druppels zelfs niet voelde.

P1290127.JPG
P1290161.JPG

Eerst vertrokken we “rustig” door een kanaaltje in het mangrove bos met meer vegatatie. Hier zagen we uiteraard weer de nodige alligators. Daarna werd er rechtsomkeer gemaakt en begon het plezier pas echt. De motor loeide en we stoven recht door een soort waterlelie veld door en dan door het riet, richting de echte “river of grass”. We kwamen in een gigantische open vlakte van grassen en door de speciale techniek van de airboat heb je maar enkele centimeters water nodig. Het was echt een gekke ervaring om over iets wat grasland/modder leek te “vliegen”. Blijkbaar was het water slechts 3 cm diep op bepaalde plekken. We kregen wat uitleg over de verschillende soorten grassen en orchideeen en zagen ook weer enorm veel vogels. Een keer een groep van honderden witte reigers die voor ons wegvloog. Ook zagen we weer de storks en spoonbills, een snale kite (roofvogel) en limpkins (de “grijzige” ibissen die we eerder zagen waren dus blijkbaar geen jonge dieren maar een andere soort vogel). Twee keer zagen we ook een alligator; die zitten toch eerder in de mangrove blijkbaar. Er waren cypressen eilanden (eigenlijk “water” dus) maar ook een aantal “echte” eilanden met bomen die niet graag in het water staan. Hier zagen we een aantal ceremoniele indianen hutten, met typisch strooien dak (en aanlegsteigers). De vergezichten waren fantastisch met weerspiegeling van de donkere wolken in de waterplassen. Het was vollen bak genieten terwijl we full speed door deze schitterende natuur stoven waar we geen andere mensen zagen! Enkel natuur! Ik wist op voorhand niet zo goed wat ik mij van een airboat tour kon verwachten maar dit overtrof toch weer maar eens de verwachtingen! De gids vertelde ons over het feit dat wij in het “zuiverste” zoete stuk van de Everglades rondtourden, want ten noorden van de Tamiami Trail. In de zomer staat het water blijkbaar 1 meter hoger, dat zag je aan de aftekening op de bomen. Dan ziet dit gebied er vast heel anders uit! Na 1.5 uur kwamen we weer terug bij de diepere waterpartijen en was het uit met de pret. Een aanrader deze tour company.

P1290130.JPG
P1290131.JPG
P1290159.JPG
P1290145.JPG

Van al die natuurpret hadden we natuurlijk grote honger gekregen dus picknick time!! Daarvoor reden we tot bij een van de vistor center van het National Park zelf: Shark Valley. Hier kan je trouwens ook een tramtour of fietstocht doen, tot bij een uitkijk toren. Maar aan de drukte te zien waren we superblij dat wij de Everglades op onze eigen “eenzame” manier verkend hadden. Helaas waren er geen picknick tafels dus aten we dan maar op het gras op de parking, onder een boom, want het was nog altijd heet! We zagen nog altijd donkere wolken, en Roel hoorde een ranger vertellen dat wie nu aan de tour begon zeker nat ging worden. Oei. Maar het onweer/regen heeft ons die dag nooit ingehaald; wij hadden weeral geluk. Het pad in Shark Valley loopt ook langs een kanaal zagen we, en bij het begin ervan wisten een aantal andere toeristen mij heel fier enkele (kleine) alligators aan te wijzen. Wisten die veel dat wij er al honderden gezien hadden. Na onze picknick en een snelle blik in het visitor center (weer wat namen van dieren die we ontmoet hadden bijgeleerd) reden we verder op de Tamiami Trail. Af en toe zat er een grote schildpad langs de kant van de weg, hopelijk bleven ze daar braaf zitten. Het Big Cypress Oasis visitor center was een groot gebouw met grote (bijna lege) parking – en er liep een boardwalk voor, langs het beruchte kanaal. Niet mooi of scenic (niet groen) maar het bulkte er weer van de alligators waarvan sommige toch vrij actief. In het Big Cypress National Preserve stopten we ook nog bij het Big Cypress Swamp Welcome Center. Weer heel weinig toeristen hier, maar ze hadden er heel veel folders en info. We gingen ook een kijkje nemen op de korte boardwalk bij de groene mangrove; ik had gelezen dat je hier soms manatee’s kon zien, maar de mevrouw van het visitor center vertelde me al dat het daarvoor niet de juiste periode was. Verder langs de highway stopten we ook in Ochopee, bij het kleinste postkantoortje in de USA. Het was een ieniemnienie houten huisje en er zat ocharme echt een postbeamte in. Langs de highway zagen we hier ook de river of grass en heel af en toe een airboat.

 

Een afslag van de highway bracht ons wat verder op de korte zijweg naar Everglades City. Normaal gezien nogal bekend voor toeristen voor de airboat tours, we zagen er ook wel enkele, maar al bij la maakte dit gebied op ons een vrij doodse indruk (schade van Irma?). Een brug bracht ons op Chokoloskee, een eilandje. Een gek en wel bijzonder plaatsje, aan het Everglades gedeelte dat Thousand Islands noemt, er liggen honderden mangrove eilandjes in de oceaan! Dit ommetje vond ik wel de moeite, het kleine haventje van Chokoloskee voelde heel authentiek aan en de pelikanen waren uiteraard ook weer op post bij de viskuisstand! We bemerkten dat hier ook veel huizen “op poten” gebouwd zijn (meer gezien deze reis), dat lijkt mij ook wel hard nodig. Het eindpunt van de weg was ook zo’n historische huis op poten, bij een kleine baai met mini-strandje (met schelpen) bij de baai omringd met mangrove. Wel een sfeervol plekje! De rest van het dorp was een beetje een rommeltje, wel leuk om eens tussen te rijden. Roel vond ook iets leuk: een grote houten uitkijktoren (goed verstopt!). Een dollar (of twee) in het gleufje steken, en je kon door het poortje er op. Dat deed ik uiteraard, het uitzicht was weids, op de Everglades en de Thousand Islands al zag ik niet bijzonder veel eilandjes. We kochten er ook elk een lekker ijsje!

P1290165.JPG
P1290179.JPG

Terug op de highway werd het mooier en mooier. Dit westelijke stuk van de Tamiami Trail is wel het mooiste. Er zijn hier verschillende kleinere “parken” die  allemaal aansluiten bij het eigenlijke National Park. Zo kwamen we bij het Fakahatchee Strand Preserve State Park. Hier planden we de wandeling op de Big Cypress Bend Boardwalk. Eerst doken we echter de letterlijk de rimboe in via een smal platgetrapt (cache)paadje op zoek naar een geocache hier naast het meertje. Her en der hoorden we grote dieren (alligators) het water in plonzen en we zagen ook duidelijk hun platgetrapte paadjes. Brrrr. Daarna de board walk, eerst langs een indianendorp (met strooien daakjes) over een gravel road langs het kanaaltje – uiteraard met alligators – en daarna over een boardwalk. We kwamen terecht in een groen jungle paradijs. Wauw wat een groene pracht alweer. Heel tropisch, met lianen, varens, bromelia’s en palmen en prachtige bomen. Hier groeiden hele dikke cypressen in de swamp. Uitzonderlijk want er is in deze streek veel houtkap geweest (vandaar de reservaten om de cypressen te beschermen). Met lianen er rond geslingerd. Echt genieten deze korte trail. Hij kwam uit bij een wondermooi plekje met eerst een klein poeltje (met schildpadden) en daarna een grotere poel, omgeven door groen, 1 alligator op de oever, en gekke plopgeluidjes van de visjes. Magisch plekjes, dus we bleven even genieten op het bankje. Weer een aanrader deze toch vrij onbekende trail!

 

Wat verder vonden we dankzij een geocache alweer zo’n mooie plek, waar de meeste toeristen allicht gewoon aan voorbij rijden: de Ten Thousand Islands National Wildlife Refugee. Een korte boardwalk en een breed pad bracht ons bij een uitkijktoren, vanwaar we weer een wijds uitzicht hadden op de moerassen, graslanden en hammocks. Weer weinig toeristen hier en een mooie laatste stop voor ons Everglades bezoek. We aren zwaar onder de indruk van dit gebied!!! De laatste mijlen... we kwamen al vrij plots terecht in een sjieke buurt (duidelijk geld te veel hier) waar fonteinen, bloementuinen, palmbomen en monumentjes de ingang van de gated communities aangaven. Vaak met eigen golfterrein uiteraard. We bleven dus onze ogen uitkijken terwijl de highway meer en meer rijvakken kreeg, recht het sjieke Naples tegemoet. Bekend van de rijke bekende mensen die hier wonen. We zagen zelfs een soort appartementencomplex dat ons deed denken aan Venice in Las Vegas, voor we old town in reden. Naar ons motelletje de Lemon Tree inn, in het centrum. Super schattig, in witte cottage stijl rondom een kleine pool en tropisch tuintje, met pastelkleurige houten stoelen op de terrassen.

P1290253.JPG
P1290227.JPG
P1290196.JPG
P1290203.JPG
P1290206.JPG
P1290244.JPG
P1290245.JPG

Handig aan dit motel is dat het in het centrum lag, maar gezien Roel zijn knie besloten we toch nog met de wagen te gaan naar de plaats in Naples die ik perse wou zien: de Pier! Ik had namelijk gehoord dat je hier veel kans had op het zien van dolfijnen. We reden dus door sjieke woonwijken (Roel zag zich hier al wonen...) met sjieke verzorgde onberispelijke voortuinen, naar een van de vele strandopgangen (heel typisch, uiteinde van een woonwijk, een paar parkeerplaatsen, wat groen en een kleine boardwalk die naar het strand gaat). En we waren op de beach! Makkelijk. Het was niet overdreven druk, terwijl we naar de Peer wandelden, ikke met mijn voeten in het (warme) zeewater. Bij de pier werd het natuurlijk drukker. Een heel lang houten staketsel was het waar we ons natuurlijk ook op waagden. Halverwege was het jammer genoeg afgesloten, nog wegens hurricane Irma schade. De vogels vonden het duidelijk niet erg want het zat er bomvol vogels. Veel pelikanen natuurlijk. Op het toegankelijke stuk zat ook een snowy egret (kleine schattige reigersoort), gewoon tussen het volk. Wat lief. Helaas geen dolfijnen, en terwijl de zon langzaam de hemel weeral roze kleurde, keerden wij terug naar onze auto (eerst voeten afspoelen, hiervoor hebben ze bij alle strand-opgangen van die sproeiers), deze keer door de woonwijken. We passeerden trouwens nog een gigantisch grote dikke boom, in iemand zijn voortuin. Dit was wel duidelijk de reis van de knappe bomen! En dan op zoek naar eten. Roel sprak al twee dagen over Pizzahut, so Pizzahut it was. Wel niet zo’n populaire want er waren geen andere klanten en de bediening was nogal gek. Maar bon, de pizza smaakte! En daarna gaan slapen, in ons schattige motelletje! Het was een machtig mooie dag geweest!

 

24 april – NAPLES – SANIBEL – schelpen rapen op het strand en een wildlife verrassing - 185 km.

 

Terwijl het stilletjes aan licht werd, maakten wij al een ochtendwandeling door het centrum van Naples, vanaf het hotel wandelden we naar een pleintje met een oude treinwagon en daarna naar de hoofd winkel/eet straat van de stad: 5th Avenue. Een mooie sjieke avenue met heel veel palmbomen, en we vonden ook een mooi standbeeld van reigers (heel toepasselijk deze reis). Naples beviel ons! Via enkele “blokjes” wandelden we terug naar ons hotel (vreemd genoeg waren hier heel wat leeg(gemaakte) percelen). Hier stond een heel mini-ontbijtbuffetje klaar dat we opaten in het prieeltje in de schattige motel-tuin. En dan was het tijd om onze roadtrip verder te zetten. We verlieten het mooie Naples niet zomaar; eerst stopen we nog bij de “Landing Park” bij de Golden Gate Bay (de baai “achter” Naples) waar we heel wat info vonden over de oesters, die belangrijk zijn voor de waterkwaliteit. Mooie uitzichten ook op de zacht kleurende ochtendlucht met wolkjes, en de bootjes in de baai. En daarna lieten ons verleiden tot een route door de residentiele wijken met prachtige tuinen, waar we de groene boardwalk-doorgangetjes vonden naar het strand Naples Beach. Prachtig was het daar in de vroege ochtend en nog heel vredig. We zagen ook weer de nodige vogels, zoals strand lopertjes en pelikanen.

 

Een volgende stop was een specialleke: Naples Preserve. Een klein natuurgebiedje te midden van de woonwijken. Hier is de originele vegetatie “restored” en hebben ze een mooie boardwalk gemaakt, en een info centrum. Het is een vrij recent gebiedje om de weinige originele natuur die hier is nog is, te bewaren. We bewonderden de hele hele dikke boom aan de ingang, en volgden de korte wandeling over de boardwalk. Hier zitten nog gopher tortoises. Ik was dan ook helemaal enthoesiast toen we een schildpad tegenkwamen. Achteraf gezien (nog een aantal gophers ontmoet) was het een Florida Box Turtle. We waren heel verbaasd toen we plots veel lawaai hoorden: met een bladblazer werd de boardwalk ontdaan van blaadjes en naalden, haha. Echte natuurliefhebbers hier in Florida. Er volgde nog een belangrijke stop: de supermarkt en deze keer werd dat de Publix. Die was echt gigantisch, met een hele grote groenten- en fruitafdeling. Amai! We waren hier dan ook even zoet.

P1290284.JPG
P1290277.JPG
P1290302.JPG
P1290311.JPG

Via Bonita Springs en zijn vele vijvers en hoogbouw gingen we naar Lovers Key State Park, een verzameling van barrier Islands gekend voor de mooie stranden. Nadat we een parkeerplekje voor onze auto gevonden hadden in het hartje van het park, begon het plots te regenen. We liepen snel naar het winkeltje, en toen begon het te stortregenen. Echt met bakken kwam het uit de lucht. Mmmm wat nu. Een wandeling langs de eilandjes en de mangrove bossen wilde ik toch echt wel graag maken want er lagen hier veel geocaches. Toen de regen iets minderde, haalden we dan ook snel de regenjassen uit de koffer en begonnen we er vol goede moed aan. Af en toe stopte de regen wel, maar wat later kwam het er dan weer met bakken uit... oei oei oei! Roel haakte af wegens zijn knie, en ging met de auto naar de andere kant van het park rijden om me daar op te pikken. Ik begon aan de Eagle Trail. Verschillende wandelingen combineren bleek niet echt handig, omdat het een collectie van langgerekte eilandjes is. Dus hield ik het bij deze ene korte trail van een mijl, dat was ook lang genoeg met dit weer. Ondanks de harde regen (en ook omdat het nu lekker rustig was) genoot ik toch van het water en het groen, want ik wandelde langs lagunes en binnenwaters op Black Island, door de “hammock” en langs mangroves en palmbomen. Ik ontmoette een Marsh rabbit (gek konijn) en eekhoorntjes. Een leuke geocache onderweg was een kokosnoot die ik naar beneden moest halen. En ik vond Roel makkelijk terug op de parking. De regen was ondertussen opgehouden zodat we nog een wandeling op het witte strand van Lovers Key beach konden maken, langs de Big Carlos Bay met zicht op de brug. Een mooi strand maar een beetje luguber want er lagen best veel dode visjes. Dat is de schimmelziekte “red tide”... Ook hier trippelden er weer strandlopertjes langs de branding...

 

Sneller dan verwacht lieten we Lovers Key weer achter ons om onze route over de barriers eilandjes voor de kust weer verder te zetten, met regelmatig een brug. In Mantanzas Pass Preserve (weer zo’n apart reservaatje, blijkbaar echt in de mode in Florida. Altijd perfect aangelegd maar haast geen bezoekers want die zitten allemaal in de State Parks) konden we via een boardwalk wandeling een blik werpen op de baai achter de eilanden gordel: Estora Bay (een aquatic preserve). Een deel van de board walk was trouwens afgesloten, maar ik nam hem toch, hihi, want er lag een oude geocache. Onder de boardwalk door de hammock vonden we vele kleine kevergaatjes (kakkerlakken? Ik stapte maar wat rapper voor de zekerheid). En op het einde een mooi uitzichtpunt op de baai en de mangroves, en een ibis. Op de picknickbanken was het ook picknicktijd met de lekker slaatjes uit de publix (lastig met de wind). We reden wat later al door het drukke en kleurrijke Fort Myers, een mooie plek vond ik, met vrolijke schilderingen en grappig gedecoreerde horecazaken. Op het puntje van het eiland gingen we nog op pad in Bowditch Point Park. Enkele hoge duinen en daarachter een landtong (vast een echt gevecht met de natuur om dit hier te behouden) die zich ver uitstrekte en zicht bood op onze volgende bestemming en de bruggen er naar toe! Uiteraard was het zand zoals dat in Florida hoort weer mooi wit!

 

Via enkele indrukwekkende bruggen ging het voort, en we betaalden de tol voor onze rit over de Sanibel Causeway: een heel knap systeem van bruggen en kunstmatige eilandjes verbindt eiland Sanibel met het vasteland. En zo arriveerden we dus op Sanibel, ons reisdoel voor vandaag. Een langgerekt (20km lang en maar 3 km breed) barrier island bekend voor de mooie schelpen, die hier door de geografische ligging in grote getale aanspoelen. Een ook een heel sjiek eiland, veel groen, en enkel laagbouw. Omdat we hier later waren toegekomen dan voorzien, reden we meteen naar ons hotel, de Seaside Inn. Mooie witte gebouwen rondom het zwembad dat toeliep naar het witte strand. Vanaf onze kamer hadden we ook partial seaview. We wandelden meteen het verleidelijke strand op. Hier was vanalles te bekijken: wit strand, blauwe zee, heel veel pelikanen, een aantal zwemmers en vooral: schelpenzoekers in actie. Dat was bijzonder grappig om te zien. Bijna iedereen liep voorover gebogen en sommige mensen zaten in de branding. Sommigen hadden een professionele schelpenzoek uitrusting, en bijna iedereen een speciale schelpenzak (zo met gaatjes). Enkele mensen die we tegenkwamen toonden ons spontaan hun vondsten (mooie vormen van schelpen) en vertelden enthoesiast over de dolfijnen die ze vlakbij het strand gezien hadden. Daar hoopte ik natuurlijk ook op dus we wandelden schelpen zoekend naar het Lighthouse. Inderdaad hele mooie schelpen en het deed hier best pijn aan de voetjes! We vonden mooie hoorntjes met bruine en witte tinten, maar ook allerlei vlakke schelpen in verschillende kleuren en ribbelpatronen. Sommige grote waaier-achtige glimden mooi zilverachtig. Het was ook weer leuk de pelikanen te zien duiken en de steenlopers door de golven te zien rennen. We zagen ook groepen sternen. De vuurtoren vonden we toch wat te ver, dus wandelden we na een tijd terug naar het hotel (mijn schoenen stonden hier nog in de duinen op mij  te wachten). Na wat foto’s gaf ik mijn kleurrijke schatten terug aan zee.

P1290337.JPG
P1290379.JPG
P1290333.JPG
P1290364.JPG
P1290339.JPG
P1290373.JPG

Het hotel had ik ook fietsen, dat was eigenlijk plan A, maar gezien het uur en de hitte schakelden we over op plan B - en dat was ons comfortabele rode racemachien – om Sanibel te gaan verkennen. Als eerste (met dolfijnenhoop...) reden we naar Lighthouse Beach. Helaas geen dolfijnen maar wel een hele grote gopher tortoise. Wauw! Zo’n leuk beest. De verse blaadjes die ik gaf, wilde ze wel niet! We zagen ook verschillende holen waar deze dieren leven. En op het bakstenen gebouw naast de vuurtoren was een prachtig osprey-nest. Prachtig! En uiteraard werd ook de schelpenzoeker in grote getale gespot...! Aan de oostzijde van Sanibel stond het J.N. Ding Darling National Wildlife Refugee op het programma. Een echt Amerikaans park, want ze hebben er een Wildlife Drive van meer dan 6km om met de auto te doen. Niet lang maar we deden er behoorlijk lang over want er waren vele stops aan de lagunes, mangroves en hammocks. Aan de waterpartijen pakten we onze verrekijker er altijd bij om het water af te speuren. Een van onze eerste ontdekkingen was een Black-crowned night-heron, een kleurrijke kleine reiger vlakbij de weg, met witte kopstreep en sprieten. Wat verder een Reddisch Egret, wat verder van de weg. Blijkbaar de zeldzaamste reiger in Amerika dus ik was heel blij deze te kunnen spotten. Ze zijn ook heel sierlijk en hebben een rozige hals en grijs lijf.

 

Na een wandelingetje door de mangrove kwamen we bij het voor ons interessanste stuk van de wilddrive: ik zag mijn geliefde spoonbills in de bomen. Ze lieten zich echter niet goed fotograferen en vlogen weg. We spotten ook weer een reddisch egret, nu van dichterbij. Er stond hier ook een uitkijktoren maar daar bleven we niet zo lang want ik zag waar mijn roze vrienden naar toe waren gevlogen: ze zaten wat verder in groepje niet zo heel ver weg van de drive. Aha, eindelijk poseerden ze eens voor een foto, dat werd hoog tijd! Eerst waren er drie Roseate Spoonbills, maar er kwamen er nog drie bij. Vlakbij waren er ook pelikanen, en ook nog eens een badderende osprey. Wauw! We bleven hier heel lang kijken, en konden de grappige bek en mooie kleuren van de lepelaars zeer goed bekijken. Bij Colon’s Point was er nog een korte wandeling naar een weids uitzichtpunt en dan volgde nog een kort stukje van de drive, en we waren het park(je) al weer uit. Door de mooie vogels en weidse vergezichten op groen en water toch zeker de moeite!

P1290440.JPG
P1290399.JPG
P1290443.JPG
P1290458.JPG
P1290507.JPG

Op het andere uiteinde van Sanibel maakten we een stop bij Blind Pass beach en aan het strandje aan de andere kant van de brug (hier langen de schelpen heel heel dik! Mooi...) ; de brug naar het volgende kleine eilandje Captiva dat met zijn 6.5 km nog kleiner is dan Sanibel. En heel sjiek, we zagen nette huizen en tuinen, alle grond op Captiva leek wel prive grond dus voor de toerist was er niet zo veel te doen, hoewel we wel langs de oceaan reden (maar alle strandopgangen waren prive). Toch troffen we (dankzij een geocache) een opmerkelijk plekje aan: te midden van de palmen, heel vredig, “the Chapel by the Sea”, een schattig wit gebouwtje. We parkeerden ook even bij Jensen Marina, ik had namelijk gelezen dat je hier kans had op manatee’s.... Tegen beter weten in (en het mocht eigenlijk ook niet, dit was een prive marina) liep ik snel naar de dokken. Hier zaten twee toeristen te schilderen. Ze waren duidelijk verstoord door mijn bezoekje. Er stonden vanalle manatee dingen (bordjes, standbeeld,...). Roel kwam er ook aan. En wat zag ik daar... een grijze schim in het water, met witte strepen op de rug (littekens daar aanvaringen met boten zou ik later leren!), en een grote waaierstaart. Oh wauw! Ik kon haast niet geloven maar ik had helemaal zelf een manatee gevonden. We zijn behoorlijk lang blijven genieten van dit mooie dier, dat geregeld eens bovenkwam met z’n staart, een stukje lijf, of zijn grappige snoetje (met twee neusgaten). Ze zagen hem goed en van dichtbij. De pret werd nog groter toen we verder in de zee nog een manatee zagen en ook een (of twee) dolfijnen... Mijn dag kon niet meer stuk en dit was voor mij toch wel echt een van de highlights van de trip omdat het zo’n verrassing was! Ik kroonde mezelf ook tot top-wildlife-spotter!!!

 

Helemaal tevreden verlieten we Captiva en reden nog naar enkele earthcaches op Sanibel. Bij de Bailey Tract maakten we nog een mooie korte wandeling door een zoetwatergebied met wetlands en een kanaal. De Sanibel River reserve en Tarpon Bay waren helaas al gesloten. Ik had mijn hoop op meer dolfijnen vlakbij het strand nog niet opgeborgen dus hup, daar ging het weer, na een korte stop op Tarpon Beach, richting Lighthouse Beach! Geen dolfijnen maar wel een prachtige zonsondergang bij de korte pier die we er nu vonden en het lighthouse. Ons “diner” bestond die avond uit een terrasje in het donker en dat bij de Dairy Queen, een keten gekend voor de ijsjes maar voor ons nu de eerste frietjes, hamburgers en onion rings van de reis. En daarna dromen van het wildlife in de comfortabele bedden op onze mooie hotelkamer!

P1290501.JPG
P1290479.JPG
P1290466.JPG

25 april – SANIBEL – TREASURE ISLAND –Moeten er nog alligators zijn??? In Myakka River State Park - 280 km.

 

De wekker stond al heel vroeg deze ochtend. Als om kwart voor 6 nog in het pikdonker vertrokken we! Ik vond het toch wel een beetje jammer dat ik niet nog een keertje schelpjes kon gaan rapen, of proberen toch die dolfijnen te spotten maar we moesten op tijd in Myakka geraken, een rit van 2uur! De sproeiers stonden al hard hun job uit te voeren toen wij onze koffers probeerden te rollen over het mulle zand van het paadje van de Inn. Tijdens de rit was er toen het licht werd toch weer vanalles te zien: we zagen veeteelt en koeien, mist velden (het was “maar” 18 graden!), nesten van ospreys op palen nast de interstate, en maakten een onbijtstop bij het hele grote en hele drukke tankstation genaamd de RaceTrack. We kwamen in een hele groene omgeving terecht en om kwart voor 8 arriveerden we bij onze bestemming: Myakka River State Park, dat ging om 8u open. We waren perfect op tijd dus en om 8u reden we als tweede auto het park binnen om onze permits te bemachtigen in het kleine kantoortje. We wilden namelijk de hike naar Deep Hole maken, in Myakka River Wildernes Preserve. Daar mogen maar 30 personen per dag naar toe, maar we waren goed op tijd. Joepie.

 

Zonder dralen reden we naar de trail head: eerst met de auto door een gate met code (die hadden we meegekregen) en een beetje verder vonden we een parking. We waren de eersten die aan de hike begonnen dus begonnen we aan flink tempo aan de hike die one way 2.2 miles is. Eerst een beetje bos maar verder bijna heel de tijd door de “open prairie”, die echt heel kaal is want om de 1 a 2 jaar door ze hier “prescibed burns” om het open te houden. Dit stuk was vrij saai maar wel weids. Tegen het einde van de wandeling werd het mooier: een mysterieus bos met dikke bomen en spaans mos gedrapeerd van de takken! En we ontmoetten op dit vroege uur een groepje hertjes, altijd leuk. Een grote bocht (spannend, ik was echt heel benieuwd), en we kwamen in een groene grasvlakte terecht met waterpartijen en bloemen met vlinders en daar lag dan voor ons: de berucht Deep Hole! Een ronde diepe sinkhole van meer dan 100m breed, die aansluit op de kronkelende Myakka River en de Lower Myakka Lake. Wat een mooie plek! Groene graslanden, het blauwe water, met langs een kant een mysterieus bos en ook palmbomen op de oever. Een dramatische wolkenlucht maakte het plaatje af. We waren hier natuurlijk voor het wildlife: en dat was present: tientallen alligators in het water en op oever, van sommige zag je enkele een stukje van het hoofd in het water. En ook heel frappant: tientallen gieren (black vultures). Verder niet zo heel veel wildlife al zagen we wel een een anhinga, wat vogels verder weg in de plassen, en boven onze hoofden cirkelden ook White Pelicans (andere soort dan de gebruikelijke en zeldzamer). En prachtige bloemen langs de oevers.

P1290524.JPG
P1290539.JPG
P1290556.JPG
P1290546.JPG
P1290547.JPG
P1290548.JPG
P1290572.JPG

Er waren ondertussen ook een tweetal groepjes andere wandelaars toegekomen bij de Deep Hole – maar die gingen snel weer terug. Wij bleven toch wel een hele tijd genieten vooral van de mooie omgeving. In het bosje naast de Deep Hole stonden prachtige dikke bomen met lianen en spaans mos. En aan de oever van de hole vonden we schelpen. Daarna was het tijd voor de saaiere terugwandeling aan te vangen (met nog een blik op het einde van een zijweg in het bos, op de rivier. Hier wist een andere wandelaar ons te vertellen dat het water hier in de zomer een meter hoog staat! Overigens had ik een dag vooraf al gebeld naar Myakka om te informeren of de trail open was, want in de zomer is dat vaak niet het geval ivm de waterstand) en reden we met de auto het eigenlijke State Park in. Het bulkt hier van de geocaches en het waren er erg leuke (bvb een mooi gemaakt hert). In de bosjes vonden we ook een overblijfsel van een gordeldier. In het Myakka River State Park draait het om de kronkelde Myakka River, en de natuur er rondom van hammocks, wetlands, pinelands en prairies. Via een brug reden we nu over de rivier waar weer enkele grote alligators te spotten waren. Blijkbaar zijn ze in Myakka zo groot omdat het zo’n oud park is waar de natuur dus al heel lang beschermd wordt. Nu we niet meer in de Wilderness Preserve waren, waren we ook weer te midden van toeristische drukte al viel het wel mee. De parking bij de Nature Trail en Canopy Walk stond vol, maar toch was het wel een plezant en heel groen rondje (met geocaches). We kwamen weer hertjes tegen, en ook eekhoorntjes. De Canopy Walk is een soort houten hangbrug, hoog tussen de boomtoppen. Wel goed gedaan, want op de tocht naar boven vind je info over de verschillende vegetatielagen. De toren zelf steekt boven de bomen uit en het uitzicht was heel knap. Groen groen groen onder me en helemaal rondom! Ondanks het feit dat Florida zo druk bebouwd is, is er toch ook enorm veel natuur!

P1290591.JPG
P1290580.JPG
P1290628.JPG

Wat verder rijden we de zijweg naar de outpost (visitor center) aan het Upper Myakka Lake, een drukte van jewelste hier. De airboats (de “grooste van de wereld”) vertrekken hier ook, bomvol mensen en wat maken ze veel lawaai. Je kan ook op een soort trammetje stappen voor een tour door het park. Maar dat soort dingen laten wij met plezier aan ons voorbij gaan. In plaats daarvan maakten we wel een kort wandelingetje naar waar de rivier en het lake met elkaar verboden zijn met een soort stuw. Hier lagen weer vele grote alligators. En we genoten van de vele vogels: een groep limpkins was druk bezig met het openen van schelpen. En het was ook weer bloemenpracht allom met vlinders zoals koningspages en rouwmantels. Op de parking met zicht op het meer aten we onze picknick op op een bankje om daarna met de auto weer de scenic drive te vervolgen die nu langs het meer liep, met vaak prachtige uitzichten op de groene prairie met gele bloemen, het blauwe water, palmbomen,... De slogan op de folder van het park “Where River and Prairie meet the Sky” snap ik echt helemaal volledig! En uiteraard werd er ook af en toe de bosjes in de gedoken voor een geocache. Ons laatste punt in het park was de boardwalk de Birdwalk die een eindje in het meer loopt. We zagen in de verte ook weer enkele alligators. Daarna was het tijd om het groene Myakka te verlaten (er lagen nochtans nog massa’s geocaches...), en reden we richting kust. Dat was niet zo ver.

P1290614.JPG
P1290626.JPG

Uiteraard liggen ook hier voor de kust weer barrier islands op een rij, en die gingen we noordwaarts afrijden. We begonnen er aan bij Turtle Beach, waar in een kleine lagune gewaarschuwd werd voor alligators. Het smalle strand was druk met zonnekloppers en was lichtbruinig van kleur, met prachtig azuurblauw water. En zo veel pelikanen, heel grappig, echt gewoon tussen de zwemmers in en vaak vingen ze een vis – na een spectaculaire duik – vlakbij die mensen. Wat opmerkelijk was, was dat het in dit gedeelte van Florida eindelijk gedaan was met de dure parking. Die was hier zelfs gewoon gratis. Joepie! Een volgende stop was Siesta Key Beach, bekend omdat het zo wit zou zijn... Het was inderdaad mooi wit maar we bleven er niet zo lang.... Om verder te gaan moesten we even de eilandjes verlaten en via het vaste land en de stad Sarasota rijden. Een heel mooi, afgelikt, sjiek stadje is dat! Wij reden rond aan de baai/marina, bij het sjieke bayfront. Hier liepen we aan het water, bij een mooie schelpenfontein, palmbomen,.. en wat verder uiteraard bij de meest gefotografeerde plek: het standbeeld “unconditional surrender”, met matroos en verpleegster, ter herdenking van het einde van WOII. Leuk om eens een vrolijke memorial te hebben. We lieten de sjiekheid achter ons en reden verder, terug de berug over naar de volgende serie “keys”.

 

Via Lido Key kwamen we uit bij Longboat Key waar we nog een stop maakten, en dit werd mijn favoriete key/beach! Heerlijk rustig, veel veel groen (ook dennen aan het strand), met de helderblauwe zee en wit strand. Het eiland was hier ook super smal, dus enkele tientallen meters verder was al de andere kant, aan de baai, waar we ook even rondkeken achter de sportvelden bij een mooi ponton. Weer een brug over en we waren naar Anna Maria Island. Helaas hebben we op weg hier naar toe behoorlijk lang in de file gestaan, dus we moesten ons bezoekje aan het strand op het uiteinde van het eiland, na een rit door het schattige badplaatsje, wel kort houden. We wandelden bij de pier (die afgesloten was) op het smalle strand en tussen huizen door via een smal paadje vonden we toegang tot Bean Point Beach, het uitwaaierende strand op de uiterste punt van het eiland, met beginnende duinen. Door de file was het al aan de late kant geworden dus tijd om naar onze eindbestemming te rijden, het grote schiereiland vol steden voor de Tampa Bay. Dat leek vlakbij (je zag de brug er naar toe vanaf Anna Maria) maar in tijd toch een pittig eind, want je moet helemaal om de baai rijden, via Bradenton om tot bij die bijzondere brug te komen: de Sunshine Skyway Bridge over vele brug peilers en met 1 overspanning van 7 km. Spectaculair! En uiteraard tol te betalen, we waren tenslotte in Florida!

P1290631.JPG
P1290649.JPG
P1290655.JPG

We waren nu op het grote schiereiland voor Tampa Bay, met steden als St Petersburg en Clearwater met daartussen nog vele andere steden en uiteraard een sliert eilanden voor de kust. Voor de sunset reden we nog naar Fort Desoto County Park, waar we maar net voor sluitingstijd waren. Best wel een groot park, gekend voor de mooie stranden maar wij reden meteen tot bij het fort, uit einde van de 19de eeuw. Niet heel mooi, maar met heel veel kannonnen en je kon er op lopen wat wel spectaculair was en tussen ook wat mooie begroeiing. Terwijl de hemel al weer roze werd, wandelden we ook op het strand voor het fort, erg sfeervol door het zicht op de pier maar ook door de oude stukken fort (?) op het strand. Uiteraard wandelden we ook een stukje over de pier, tussen de vissers. Ik moest heel erg lachen met een niet zo bange Snowy Egret die er in slaagde een vis af te pakken van een vissers, hihi, dat ging heel erg snel. En hij poseerde ook mooi voor de foto. We wandelden nog langs de stevige kaai (ook echt nodig, de golven beuken hier echt op het eiland in!) voor we in het donker richting ons hotel reden. Dat was op het eiland Treasure Island (geef toe, dat is op ons lijf geschreven), het Mardi Gras Motel, in een heel druk verstedelijkt gebied, nochtans maar 1 huizenrij van het strand vandaan. We waren in een heel prehistorisch motel aangekomen, want de eigenares gebruikte een vergrootglas om de papieren te lezen en de kamer was ook heel ouderwets, maar wel weer grappig/charmant, slechts enkele kamers rondom het zwembad, misschien toch net iets te “retro” voor ons.

P1290672.JPG
P1290683.JPG
P1290689.JPG

De buikjes moesten nog gevuld worden en daarvoor reden we naar John’s Pass Village & Boardwalk op Madeira Beach.  Een winkelgebied waarvan een groot gedeelte aan het water (niet aan de open zeekant maar de beschutte baai) op 2 niveau’s op een houten boardwalk. Alles begon te sluiten dus we haastten ons om een restaurantje te vinden, en dat werd “the hut” op een drijvend ponton, groen verlicht, op het water. Heel leuk zitten en we zaten er weer super rustig. En vriendelijke bediening, maar het eten won jammer genoeg de prijs voor “slechtste eten van de reis”... Zo was het al bij al behoorlijk laat voor we ons ouderwets bed in konden.

 

26 april – TREASURE ISLAND – DUNEDIN – dolfijnen-pret en weerzien met Alaska-bekenden

 

Niet veel mijlen te rijden vandaag. Eerst had ik zelfs twee nachten in hetzelfde hotel voorzien maar dit had ik uiteindelijk toch opgesplitst in een overnachting in het zuiden en eentje in het noorden van het schiereiland. Zo konden we optimaal sightseeing doen en roadtrippen zijn we toch goed gewoon. Onze dag was gepland rond de earthcaches hier, met een “deadline” want ’s avonds zouden we vrienden ontmoeten die we kenden van onze Alaska trip twee jaar geleden. Eerst reden we naar het plaatsje Gulfport en meer bepaald Gulfport Marina. Uitgekozen voor zijn webcam cache bij de grote marina bomvol bootjes, maar we wandelden ook door Clam Bayou Park, dat heuvelachtig was. We liepen langs het water weer terug. Op naar St Petersburg zelf, best een fijne stad en vanaf de kade hadden we zicht dwars over de Tampa Bay. Te midden van het schiereiland kwamen we in een groot en vrij dor park terecht met een groot meer, hier picknickten we bij een oorlogsmonument en ontdekten we een merkwaardig buurt voor senioren met allemaal witte huizen. Ook onze volgende bestemming was in een woonwijk in het plaatsje Safety Harbor, hier wonen blijkbaar artistieke mensen want een aantal huizen dicht bij elkaar waren behoorlijk knotsgek gedecoreerd (eentje noemt blijkbaar Bowlingball House; een ander huis had een dino gemaakt van platen in de voortuin.). Ik vond het wel een grappige plek om eens te gaan bekijken. Een volgende plek was ook weer bijzonder: in A.L. Anderson Park (gigantisch groot en jaja, je kon er met de auto inrijden), aan de baai, en hier hadden ze een grote sinkhole, brrrr. Blijkbaar toch ook iets dat hier in de streek veel voorkomt. En veel eekhoorntjes hadden ze ook.

P1290721.JPG
P1290740.JPG
P1290751.JPG

Tijd voor de andere kant van het schiereiland, weer aan de open zee kant en ik was blij dat we nog tijd hadden voor het Wall Springs Country Park, weer zo’n klein rustig parkje. Het draaide hier om de bron, die zijn ook heel typisch Florida want er zijn er heel veel, en ze zijn typisch een dikke twintig graden warm. Een mooi plekje, een boardwalk dwars over de vijver en een paadje, rondom de (aangelegde) bron (die vroeger als thermenbad gebruikt werd). Vele vissen in het heldere water en ook grappige blauwe krabben, natuurlijk ook eendjes en reigers. Rondom de vijver liep ook een pad, te midden van prachtige ruwe dikke bomen, maar dat was dan toch plots afgesloten. In de bron zelf kon je ook heel diep kijken, wat heel speciaal was met super super helder water. Wat verder terug zuidelijker (want we reden nu richting Clearwater) maakten we de doorsteek naar weer een barrier island: Honeymoon Island State Park! Langs de causeway er naar toe zijn strandjes en worden vrolijk gekleurde kayaks verhuurd, en we spotten een uitnodigende strandbar. Ideaal voor de lunch leek ons, zo onder het strooien dak op hoge krukken. Het eten valt wel weer wat tegen, “grill” in Amerika is meestal niet zo bijzonder. We aten taco’s en hotdogs met, jawel, chips. Maar wel een fijne plek om te zitten zo met zicht op ons doel, Honeymoon Island. Via een smalle zee engte “Hurricane Pass”gescheiden van zijn broertje Caladesi Island. Dat eilandje kan je enkel bereiken met de ferry vanaf Honeymoon Island en beide eilanden waren een geheel tot een hurricane in 1921 hen scheidde.

 

Honeymoon Island is gekend voor de mooie stranden, maar wij waren hier voor een wandeling: de Osprey Trail en Pelican Cove Trail. Roel moest helaas passen wegens zijn knie (al te veel door strandzand gebaggerd) en ging enkele geocaches zoeken, terwijl ik ongeveer 2uur voorzag voor de wandeling. Deze wandeling werd echt een toppertje! Ik liep te midden van een vrij smalle strook zand, met dennebossen (geen heel dichtbegroeid bos maar wel veel onderbegroeiing), frisse lucht (de zee was langs alle kanten vlakbij), met super veel wildlife. Er waren een paar andere wandelaars maar echt wel weinig, en al bij de start kwam ik een heel enthoesiaste wandelaar tegen die vertelde over een zeldzame uil die hij net gezien had. Joepie! De verrekijker hield ik dus maar goed in de aanslag. Er was alleszins genoeg te zien. Heel veel ospreys in de lucht en bij hun nesten die heel goed zichtbaar waren. En ja, daar plots in een boom, een hele mooie great horned owl! Wauw! Zo mooi en van dichtbij had ik nog nooit een uit gezien (Roel zegt dat het een oehoe is). Echt een superervaring hier op dit rustige eilandje. De uil had hele mooie lichte kleuren op zijn borst maar keek mij met zijn gele ogen wel heel boos aan. Verderop liep het pad dood: het laatste stuk van deze peninsula is afgeschermd ivm een bald eagle nest. Het nest zag ik wel in de verte in een boom. Voor de terugweg koos ik voor de Pelican Cove Trail, die ik ook eerst tot op het einde wandelde (en een flashy blauw vogeltje ontmoett, die hebben we enkele keren gezien deze reis maar niet op foto gekregen). Hier was een prachtige plekje aan de (binnen) baai, te midden van stukjes mangrove, kleine witte strandjes, enkele mooie bankjes, blauw zeewater,... prachtig! En er was weer een reddisch egret! En op het paradijslijke strandje vond ik ook zo’n gekke degenkrab. Op de terugweg ontmoette ik ook enkele (een stuk of 4 in totaal) gopher tortoises! Dat was echt superleuk, zo in hun habitat. Achter een struik (op zoek naar een geocache) vond ik een grote nestingang. Twee keer liep er een op het pad (ook een keertje plots achter me). Een keer hoorde ik een eng geluid in de bosjes, en dat bleek een schildpad, haha. En vlak voor het einde van de wandeling zat er nog eentje langs het pad. Helemaal voldaan kwam ik aan op de grote mooi aangelegde picknickplaats/parking, waar ik Roel weer trof. Die had ook vanalles beleefd, en had blijkbaar in een haventje samen met een Amerikaan (slechte) koffie gedronken. De Osprey/Pelican Cove trail was alleszins een topper geweest, vooral ook door de heerlijk rustige sfeer!

P1290780.JPG
P1290800.JPG
P1290782.JPG
P1290760.JPG
P1290791.JPG
P1290803.JPG
P1290821.JPG
P1290908.JPG
P1290885.JPG

We hadden nu nog een uurtje om in Clearwater Beach te geraken waar we om 4u een boottocht gingen maken met Rhonda die we ontmoet hadden twee jaar geleden in Alaska! Via weer een causeway met palmbomen geraakten we vlotjes in dit drukke en supersjieke stadje, we zagen al weer blinkende gebouwen hier in Clearwater. Een heel statig gebouw zag er uit als een sjiek klooster en later leerden we dat dit van Scientology was. Die hebben duidelijk veel geld. Nadat onze auto een parkeerplekje gekregen had, wandelden we via winkeltjes (Roel kocht een pet, nu zijn hoed vol deuken zat) op het gemakje naar de marina. Heel gezellig was het hier, bij het bekende strand. Met de Seascreamer zouden we een boottochtje van een uur maken, met de “grootste” speedboat ter wereld. We maakten alvast een foto van het leuke dolfijnenstandbeeld, dan hadden we er toch al een gezien. Rhonda was er ook al snel en het was een blij weerzien. Zij had dit tochtje al heel vaak gemaakt en raadde aan vanvoor op de boot te zitten, want vanachter word je nat. Met de grote boot vaarden we eerst door de baai en langs de grote bruggen. We kregen uitleg over de sjieke huizen die we zagen (van bekende mensen en zo), en over een klein leuk huisje te midden van appartementsblokken (die oude dame had geweigerd te verkopen).

 

Onder een grote brug zochten we dan het ruime sop van de Golf van Mexico op. En jaja daar waren de dolfijnen al! Ze mochten uiteraard op de foto, leuk ook met die achtergrond van sjieke wolkenkrabbers. Er was een baby dolfijntje bij van 3 maanden, en eentje van 6 maanden. Ik was al helemaal blij! Wist ik veel dat het beste nog moest komen... De boot maakte vaart om te doen waarvoor hij ontworpen was, een speciale golf/wake maken waar de dolfijnen blijkbaar dol op zijn. Op aanwijzingen van Rhonda zaten we nu vanachter op de boot. En toen begon het. Vlak voor mijn neus maakte de ene na de andre dolfijn acrobatische sprongen. En niet gewoon zo meegaand met de golf maar echt van die leuke sprongen met zwiepers van hun staart. Tientallen keren. Wauw! Al snel was ik goed in het ontwaren van de donkere schimmen in het water om te weten waar ze zouden springen. Dit was echt een van de meest bijzondere, spectaculaire natuurspectakels die ik ooit gezien had en dat zo vlak voor mijn neus! Ook de baby’s sprongen mee met hun moeder! De boot verminderde vaart en op het gemakje ging het dan terug naar de marina. Ik was helemaal overdonderd van wat ik gezien had, en Rhonda had de grootste pret want deze verrassing had ze niet verklapt! Ik wist nochtans dat de dolfijnen gingen springen achter de boot maar dat het zo’n onvoorstelbaar spectakel ging zijn....! En volgens Rhonda doen ze dat altijd.

P1290913.JPG
P1290909.JPG
P1290904.JPG
P1290891.JPG

Gelukkig waren er geen tochten met de Seascreamer meer mogelijk later op de dag, anders was ik zeker weer meegegaan. We spraken af bij Rhonda haar huis, zij en haar man wonen in Palm Harbor. Flink file en druk verkeer er naar toe, en na wat zoeken vonden we hun typisch Amerikaanse huis. Heel mooi en ruim. We werden hartelijk onthaald, en ontmoeten ook de vriend van de familie “G-man” en tekkel Cuddles. Rhonda en Bob hadden ook  twee teckels maar Diesel was helaas pas overleden. Cuddles was een schatje die pas stopte met blaffen toen we haar omkochten met koekjes. Ten huize Koch werd gekeken naar de Draft: dat is zo een beetje een openbare verkoop van de  beste universiteitsspelers (van American football denk ik).

 

We maakten onze achterbank vrij en samen met Rhonda en Bob reden we naar het plaatsje Tarpon Springs. Daar wonen Grieken en ze doen er ook alles aan om het er heel Grieks te laten uitzien. Volgens Bob was de horeca zaak van een niet-Griek in brand gestoken... Tarpon Springs ligt uiteraard aan zee en is gekend voor de sponzen. Wij gingen eerst Rhonda’s eerste geocache zoeken, en dan was het tijd voor een heerlijk etentje: bij “Rusty Bellies”, buiten op het drukke terras, lekker sfeervol. Het eten (verse vis!) was overheerlijk en aangezien Bob een gepassioneerd visser is (welke Amerikaan is dat niet vragen wij ons af) wist hij vanalles te vertellen over de grote vissen die hier voor de kust gevangen worden. Rhonda toonde ons foto’s die hun zoon die ochtend in hun eigen boat dock gemaakt had: een manatee! Een heel ander leven hier in Florida dan bij ons!!! Na een supergezellige avond (altijd leuk om met “locals” op pad te gaan) zetten we Rhonda en Bob weer af in Palm Harbor, en wij trokken naar ons hotel, maar 5 minuutjes verder, de Holiday Inn Express Clearwater North/Dunedin. Een erg fijn hotel, zoals elke Holiday Inn in Amerika, en ook nog eens gloednieuw!

P1290926.JPG

27 april – DUNEDIN – CRYSTAL RIVER – kayakken op blauw-groen Weechi Wachee water en nog meer springs - 122 km.

 

Na een goede nacht in de heerlijke Holiday Inn bedden (aanrader dit hotel!) en een lekker Holiday Inn ontbijt (veel te veel gegeten, en het pancake machine ook vanbinnen mogen zien) lieten we Dunedin om 7 uur achter ons. Eigenlijk een beetje aan de late kant, zeker omdat nog een stop maakten bij een reigerfontein in het stadje (ook mooi netjes hier, zoals overal in Florida) voor een virtual geocache. Maar dan vertrokken we echt, we moesten toch meer dan een uur rijden en om 8u had ik 2 kajaks gereserveerd voor een tocht op de Weechi Wachee river. Hier is ook weer zo’n blauwe bron, waar een soort attractie park (met zee-meerminnen show, haha) is rondgebouw. Dat is niets voor ons, maar kayakken te midden van de natuur hopelijk wel. We waren iets te laat, maar de sfeer bij het houten huisje van Paddling Adventures is heel relax. Thuis heb ik al heel wat waivers (heel Amerikaans) moeten invullen. We bekeken de te varen route op een grote kaart, gewoon de rivier volgen, heel simpel. Bij twijfel links aanhouden, en vlak voor een brug zouden we er zijn. 5.5 mijl rechtdoor! Voor ons als niet zo ervaren kayakkers toch een heel eind. We kregen allebei een lelijk zwemvest, en onze kayaks werden voor ons van een grote kleurrijke stapel (helaas kregen we allebei een gele, beetje saai dus) genomen en door 4 jongens (!, tja ook weer typisch Amerikaans, overal beetje te veel personeel) in het water gelegd. Na wat geruststellende woorden kregen we een duwtje en daar gingen we!

 

We waren helemaal alleen op het water, dat meteen de prachtigste kleuren had (groen, blauw, wat donkere plekken van de waterplanten en schaduwplekken). Wat ontzetten mooi hier in de groene rimboe van Florida. Het water was ook super super helder dus ook heel geruststellend, je kon de bodem zien. Op de meeste plekken was het niet zo diep. Het grote voordeel was dat we de Weeki Wachee rivier gewoon stroomafwaarts moesten volgen. Eigenlijk niet peddelen dus. Bij vertrek hadden ze ons ook aangeraden niet te veel te peddelen, anders zouden we er te snel zijn. Gewoon lekker drijven dus, al moesten we wel wat wennen aan de kayaks. Dat was namelijk een ander type (meer sit-on) dan wat we al eens gedaan hadden. We zagen hele mooie bomen, palmbomen op de oever en zo van die cypressen met waaier-voet in het water. En als we in het water keken, dan leek het wel of we op een aquarium zaten, met vissen in mooie vormen en kleuren, bvb. zo met van die strepen. Hier en daar waren er ook hele opvallende scholen vissen: grote scholen lange vissen, die in een soort van stoet tegen de stroom op leken te zwemmen. Je zag dan echt een lange vis-file in het water. Er waren ook weer van die spring-vissen. Gelukkig is er geen in onze kayaks gesprongen.

Dit is een paragraaf. Klik hier om je eigen tekst toe te voegen.

Het riviertje kronkelde verbazend veel, waardoor we elkaar vaak even uit het oog verloren. Geen probleem, dan was het kwestie van even wachten (als dat lukte) of toch even peddelen (door de achterblijver). Op minder diepe stukken (in de bochten, met mooie witte strandjes) was het ook uitkijken geblazen om je eventueel weer los te duwen. En uiteraard slaagde ik er een paar keer in om me vast te manoevreren, niet altijd zo makkelijk om los te geraken en niet om te kantelen. Tijdens een gedeelte van onze tocht scheen de zon, dan waren de kleuren en de schaduwpatronen in het water het mooiste. Maar ook in de schaduw was het “bounty style” water prachtig. Een keer zijn we gestopt, maar het was niet zo simpel om in en en uit de kayak te stappen. Qua wildlife zagen we behalve vissen niet zo heel erg veel. Wel een aningha die zich aan het drogen was, een egret,  en bijna op het einde zag Roel in een zij inham (meer waterplanten) een alligator. Stiekem had ik gehoopt op manatee’s die hier veel gezien worden, maar behalve borden dat je moest opletten voor manatee’s hebben we er geen gezien. Stilletjes aan kwamen we ook af en toe een andere kayakker tegen. En na een stuk zalig rustige natuur (met rimboe geluidjes) kwamen we ook in een gedeelte dat duidelijk de achterkant van tuinen was, en een grappig “straatje” met vrolijke gedecoreerde huisjes, ook leuk om zien. Daarna volgde weer een natuurstuk, met dan op het einde maar helaas een einde aan de natuur-rust met een drukker stuk (huizen) en ook veel (gemotoriseerd) boot verkeer. Ik had al heimwee naar die eerste mijlen eenzaam blauw water. Toch ook wel goed dat we er na 5.5 mijl waren, om half 12 was dat, want kayakken zijn wij niet gewoon en het begon toch een beetje een pijnlijke houding te worden. Het was een prachtige tocht geweest! Een schuttle bus bracht ons terug naar de parking.  

 

De eer van ons supermarkt avontuur viel deze keer te beurt aan een Winn Dixie, waar we ons weer lieten gaan in de deli-afdeling die gigantisch was. Terwijl we verder noordwaarts reden zochten we een leuke picknick spot. Het werd hier groener en het was ook veel rustiger rijden (hehe eindelijk) dus zo moeilijk was dat niet: Roel spotte een mooi groot meer, waar we in een zijweg van de grote baan picknickten en Roel een geocache ging verstoppen. We zagen hier ook waarschuwingsborden voor beren! Een zijweg bracht ons naar de Chasshowitzka Kayaklaunch, helemaal in het groen maar wat was het hier druk. Vast ook wel prachtig om te kayakken trouwens, maar behalve een geocache zoeken (en niet vinden) was het voor ons maar een blitsbezoekje. Voor een andere geocache passeerden we ook bij de ingang van Homossa Springs Park, een soort dierentuin/opvangcentrum, maar wij namen enkel een foto van de heerlijk geurende jasmijnboog aan de ingang. Op naar Crystal River! De manatee-hoofdstad van Florida gelegen in een indrukkende baai/estuarium, een waar kluwen van water en eilandjes. Ze hebben hier verschillende van die typische springs, die door hun milde wintertemperatuur in de winter heel veel manatee’s aantrekken. In de springs is trouwens minder voedsel te vinden, maar de manatee’s hebben ze wel nodig om te overleven want ze kunnen niet tegen koude... In de winter troepen ze dan ook in grote getale samen in de springs van Crystal River; ik heb foto’s gezien met honderden dieren, heel spectaculair.

P1300097.JPG
P1300110.JPG
P1300119.JPG

Die spectaculaire manatee bijeenkomsten moesten we zeker al missen, daarvoor was onze reis al te veel in het zomerseizoen. Op internet had ik al gelezen dat er geen manatee’s meer zaten in de spring die we gingen bekijken: Three Sisters Springs. Eigenlijk moet je hier me zo een dwaas trammetje naar toe, vanaf het centrum. Hatelijk, en omdat wij eigenwijs zijn parkeerden we ons clandestien enkele honderden meters van voetgangersingang op de parking van een liquor store. Te voet trokken we dus het parkje in (dat trouwens behoorlijk prijzig is maar gelukkig in deze tijd van het jaar niet zo duur als tijdens de winter). De dame aan de ingang waarschuwde ons heel eerlijk dat er geen manatee’s waren. Nee maar wel een virtual geocache, maar dat wist die madam natuurlijk niet! Langs de wetlands ging het richting de bronnen, die in een zijinham van de rivier zijn en omgeven door een nette boardwalk. Er waren maar liefst twee opzichters voor bijna geen toeristen en de shuttle reed leeg rond! Er zijn verschillende bronnen met leuke namen: zoals Idots Delight en Pretty Sister. Heel mooi dat helblauwe-groene water omgeven door groen en de bronnen zelf zijn dieper en wel mysterieus, maar ja, ... zoveel was er nu ook weer niet te zien (we hadden net enkele uren op zo’n mooi water gekayakt) en na twee rondjes boardwalk wandelden we weer naar de auto. De volgende dag zou ik in deze bronnen snorkelen, dat wist ik nog niet (anders had ik het bezoekje ook wel overgeslagen). Een heel vriendelijke ranger sprak ons aan om ons te vertellen over de wetlands en ons slakken te tonen (snails). Overigens had ik foto’s gezien van drie weken eerder, waarop er 70 manatee’s in deze spring zaten!

 

We reden Crystal River door, op naar het Crystal River Archeological State Park, daar ook weer aan het water ligt in het complexe land-water netwerk hier. Ook hier hadden we weer een hele parking, een heel visitor center en het hele park (met uitzondering van een spelende familie) voor ons zelf! Het werd een leuk en interessant bezoekje. Het gaat hier om een “sacred pre-columbian ceremonial mound complex”. We begonnen met het bekijken van de informatie film, de maquette en de prehistorische vondsten in het bezoekerscentrum zodat we goed wisten wat we konden verwachten van onze rondwandeling tussen de “mounds” heuvels uit de prehistorie, uit de periode 500BC-1500AD. Het gaat om tempel- en grafheuvels, met tussen in een dorp en een plaza. Dat deed me denken aan die grellige film met die blauwbeschilderde koppenrollers. Er waren ook twee standing stones waar je geholpen met een afbeelding en een rijke fantasie nog prehistorische tekeningen/gravures op kon zien. Op de grootste (en deels beschadigde) grafheuvel kon je via een trap ook op voor een wijds uitzicht. De grond van de mounds zit trouwens vol schelpen, en het native volk dat hier woonde is volledig ‘uitgestorven’. Als prehistorische-steenhoop-liefhebber vond ik dit bezoekje een leuke aanvulling bij onze trip! Ook de vele eekhoorntjes hier waren natuurlijk heel leuk. We bevonden ons hier overigens in een deel van het (grote) Crystal River Preserve Statepark (bedoeld om het “spring fed estuaries system” hier te beschermen), het was hier overal heel groen en relax om rond te rijden.

 

We reden nog een stukje verder noordwaarts om in Inglis de “Follow that Dream” Parkway te volgen richting Yankeetown. Een town vonden we niet op het einde van deze prachtige route, maar wel heel veel puur natuur, te midden van wetlands (saltmarches): graslanden, hammocks, weidse vergezichten over water,... Een toppertje om te rijden, geen toeristen! Deze weg is blijkbaar genoemd naar een Elvis film die hier is opgenomen in de jaren 60. De weg liep dood op een dock waar net een bootje door vissers te water gelaten werd. Op het ponton was het heerlijk kijken over de zee voor ons, met enkele kleine eilandjes. Heerlijk plekje hier! Op de terugweg stopten we nog enkele malen voor korte wandelingen in het Withlacoochee Gulf Preserve. Eentje bracht ons bij een ponton bij een smalle waterweg waar het wemelde van gekke krabben die met hun witte schaar in de hoogte “knapten”. Een andere was bij een groot verlaten visitor center (?), langs wetlands door een bos met spookachtige bomen bedekt met spaans mos. Heel sfeervol en eenzaam was het hier overal. In Inglis mocht nog een pallet geschilderd met de Amerikaanse vlag op de foto (zo hadden ze er hier verschillende) voor we nog een kijkje gingen nemen bij een meer met mooi aangelegde prieeltjes aan de Withlacoochee Rivier. Maar hier konden we niet door met de auto over de dam en de zon begon al te zakken, dus via woonwijken en weilanden die ons heel erg aan Hill Country in Texas deden denken (witte hekjes, weilanden, uitzichten met mooie bomen omzoomd,...) reden we langs een andere route weer terug naar Crystal River, om onze dag af te sluiten met een picknick in de grote kiosk van het dorp. De eerste keer deze vakantie begonnen we last te krijgen van muggen. In het donker arriveerden we in ons hotel de Best Western Crystal River Resort.

P1300126.JPG
P1300149.JPG

28 april – CRYSTAL RIVER – ST AUGUSTINE – snorkelen met de manatee’s en op verkenning in Amerika’s oudste stadje - 200 km.

 

Weer een dagje van vroeg opstaan vandaag want we moesten weer ergens op tijd zijn. We waren zowaar te vroeg. Crystal River is de enige plek waar je met manatee’s mag zwemmen, of snorkelen eigenlijk. Er zijn heel veel aanbieders en ik had bewust het uur (zo vroeg mogelijk, voor de rust maar blijkbaar ook een goede moment omdat de manatee’s dan nog bij de bronnen zijn waar het water helderder is) en de aanbieder (Manatee in Paradise, zo ecologisch mogelijk, zij houden zich heel sterk aan de regels en doen ook vrijwilligerswerk voor het zoeken van gewonde zeedieren) gekozen, en dan nog prive (want snorkelen is nu niet echt mijn specialiteit). Want al bij al vond ik dat zwemmen wel een beetje onecologisch en overcommercieel. Alleszins had Roel al besloten niet in de zee te gaan zwemmen. We moesten ons aanmelden in de dive shop van de Plantation. Daar werden we niet zo heel hartelijk onthaald maar ja, we zaten eigenlijk bij de concurrentie en zagen een eerste grote groep vertrekken. Blij dat ik daar niet geboekt had. We keken hier ook naar de video over “manatee manners” – dat is verplicht! We stonden buiten aan het water te kijken toen daar plots al luid mijn naam geroepen werd. Aha, een leuke boot met twee sympathieke dames. Oef. Dat beloofde toch erg leuk te worden. Kapitein Stacy was heel hartelijk en super gepassioneerd, en daarbij hadden we dan nog Tracy die mij in het water zou begeleiden en filmen en ook al tientallen jaren manatee ervaring had.

GOPR5822.jpg-copy.jpg
GOPR5840.jpg-copy.jpg
DSC_4462.jpg-copy.jpg

Daar gingen we! Wat me opviel, is dat er overal in Crystal River langs het water gebouwd was. We vaarden dus veelal langs “tuinen” van huizen. En binnen een paar 100m hadden we al prijs, een manatee in het water! Moeder en kalf! Ze hadden van Stacy ook een naam gekregen. Heel leuk dat we ze nu al tegenkwamen. Wij vaarden echter verder naar de baai, waar de King Spring/Mullet Hole is, een hele grote warme bron, omdat het water hier helderder is. Dit gebied maakt deel uit de Crystal River National Wildlife Refugee, waar alles draait om de manatee. Er zijn “rustzone’s” afgebakend (vooral in de winter erg groot), er zijn “idle speed” zones, enzovoort. Dat is ook wel nodig want in Florida heeft iedereen wel een boot en ze gaan er graag heel snel mee! Ondertussen had ik een wetsuit gekregen om aan te doen, en een snorkelbril. Toch een beetje eng. In de zee, met grote manatee’s, en dan nog met mijn hoofd in het water. Rustig gingen we het water in, en ik kreeg een goede uitleg. De bedoeling was de voeten niet te gebruiken (spatten, dat maakt het water ook troebeler) en in het water bij de manatee’s kreeg ik de tip de noodle vast te houden om mijn handen niet uit te strekken naar de manatee’s. De manatee’s (zeekoeien) zijn heel goedaardige dieren; ze eten seagrass van de bodem en hebben een heel grappige kop. Omdat ze verwant zijn aan de olifant, hebben ze iets dat op een minislurfje lijkt en twee kleine piepoogjes. Een brede rug en een erg bijzondere mooie waaierstaart. Ze kunnen tot 4 meter lang worden en 600 kg wegen.

 

Tracy voerde mij mee naar de manatees die we gespot hadden (zij had zwemvliezen aan en kon beter zwemmen). Ze filmde ook bijna heel de tijd terwijl ik mijn eerste manatee ontmoette! Die heb ik behoorlijk lang voor mij alleen gehad trouwens. Ik hield mij zo stil mogelijk, terwijl de manatee naar graasde. Hij zat dus bijna de hele tijd met zijn kop naar beneden. Het was een superbraaf beest, maar toch was ik er niet 100% gerust op. Ze zijn namelijk echt groot en die staart zo recht onder je, stel je voor dat hij daar wat enthoesiast mee gaat bewegen. Ondertussen bekeek Roel het geheel vanaf boven en hij heeft de manatee’s ook heel goed gezien. Hij zag er namelijk van boven af meer. Volgens hem heb ik met een stuk of 6 manatee’s in totaal gezwommen, maar zelf heeft hij er meer gezien (van verder af). Blijkbaar was onze kapitein er ook altijd als eerste bij, en gaf ze pas na een tijdje aan andere groepen toestemming om er bij te komen. Ze was blijkbaar echt wel de manatee authoriteit en gaf de andere groep zijn gids altijd onder zijn voeten (ze hielden zich niet aan de regels). En dat deed ze niet al te vriendelijk blijkbaar (hihi). Na even aan boord te zijn geweest om te bekomen, gingen we weer het water in. We ontmoetten ook een moeder met baby die aan het nursen was. Heel leuk was het ook toen een manatee vlakbij mij naar boven kwam om lucht te happen (dat moeten ze ongeveer om de drie minuten doen). Dat was eens iets anders dan al dat ge-eet. Dat eten kan je trouwens ook horen, maar ik was te veel bezig met alles dus ik heb het niet gehoord maar achteraf wel op de video. We gingen ook zwemmen boven de Kings Spring, waar het water heel helder was en de bron onder ons heel diep. Hier zag je de mooi gekleurde vissen extra goed en Tracy dook naar beneden om mij vanonder af te filmen.

Snapshot 13 (4-28-2018 12-07 PM).png
Snapshot 17 (4-28-2018 12-10 PM).png
Snapshot 8 (4-28-2018 12-02 PM).png

Terug aan boord ging het nu naar Three Sisters. Ondertussen bleven we uitkijken voor manatee’s maar we zagen er geen meer (enkel toen we later weer bijna bij de marina waren). In Tree Springs voegde een Oostenrijks koppel (Stacy’s tweede groep) zich bij Tracy en mij en we gingen tussen de smalle rotskloof in het water de bron in (die waar we dus gisteren ook al waren). De ingang daarvan is afgezet met palen zodat enkel kayakkers en zwemmers naar binnen kunnen. Amai dat viel dik tegen, zo stroomopwaarts zwemmen was best zwaar. Maar wel mooi, want je zwom echt een blauwe wereld binnen. Ik moest mij geregeld afzetten tegen de rotsen om voorruit te komen. In de bronnen was het water heel heel helder, nog helderder dan bij de King Springs (die in een grotere baai ligt) en zagen we de vissen goed. Er groeiden en dreven in de bron ook groene slierten algen, dat was blijkbaar iets heel recent. Het was wel knap de bronnen zelf ook eens zo dichtbij te bekijken. Tijd om mij van mijn wetsuit te ontdoen (met mijn eigen waterschoentjes was ik heel blij geweest) want onze toer zat er bijna op... Roel had enorm veel gezien en bijgeleerd, ik ook maar ik was vooral ook overdonderd door de snorkelervaring (wat goed gegaan is) en zo dicht bij de “gentle giants” te zijn. Toch een mooie ervaring, al vind ik het nog altijd niet heel ecologisch. De boten doen alleszins nog veel meer schade aan de manatee’s, dat was duidelijk aan de ruggen van de volwassen dieren te zien geweest...

 

Van zwemmen krijg je honger en omdat het nog altijd vroeg was konden we nog – na een douche (hoewel Stacy beweerde dat het water van Three Sisters Springs zo proper was dat het niet beter kon) – gaan genieten van het uitgebreide ontbijt in onze Best Western. Amai dat smaakte, mmm wafels. Ze hadden hier trouwens (net zoals in andere hotels deze reis) een yoghurt machine, dat is iets nieuws op onze Amerika reizen. Bye bye Crystal River, op naar onze volgende bestemming, dat was toch een flinke rit van bijna drie uur. Onderweg waren er heel wat mogelijkheden voor bezoekjes, waaronder heel wat “springs” en ik had er eentje uitgekozen, dat werd Rainbow Springs State Park. Geheel toevallig (euheum) lagen daar ook een aantal geocaches. Onderweg naar de parking reden we al langs een aantal overgroeide groeves: voormalige fosfaatputten. Op de parking was het al duidelijk dat het hier superdruk was; vele families arriveerden hier op deze lente-zaterdag voor een dagje uit, met coolboxen en zwemgerief. Een korte wandeling bracht ons bij het visitor center en toegangshekjes, dat leek wel boven op een heuvel gelegen want vlak erna ging het naar beneden naar de bronnen: hier ontspringt de Rainbow River en het water dat een behoorlijk groot meertje vormt) was weer prachtig van kleur tussen het groen! Beneden was een zone afgezet voor zwemmers en op de grasvelden rondom hadden heel wat mensen een plekje veroverd. We maakten een rondwandeling op de drukke verharde paden van het park waar het overal heerlijk geurde naar allerlei bloesems. Er zijn nog enkele kleinere bronnen (ook eentje op weg naar de parking trouwens, waar niemand naar kijkt, ocharme) en twee kunstmatige aangelegde watervallen (Rainbow falls, Semihole Falls) in de rijke groene vegetatie. En er was ook een vlindertuin (en een beren waarschuwingsbord).

P1300202.JPG
P1300209.JPG
P1300212.JPG

Na dit korte leuke intermezzo gingen we voort voor een flinke rit. Florida werd zowaar heuvelachtig en weidser. In de bermen maar ook in sommige weilanden groeiden massa’s roze bloempjes, een heel vrolijk zicht! Net als de avond er voor waanden we ons weer in Texas, met de sfeer hier. We passeerden de grote stad Ocala en in een park Scott Springs Park – waar de picknickende families al weer arriveerden – ontdekten we een hele grote sinkhole met water en grotingangen. Weer bijzonder. We passeerden weer opvallend veel kerken, waar de naam van de pastoor altijd duidelijk geadverteerd werd – en landgoederen.  De volgende verrassing langs de route was de Putman Country Artesian Well, een leuk bronnetje gewoon langs de weg, compleet met bruggetje en bijbeltekst. Prachtige wilde bloemen hier ook. Zo arriveerden we in het stadje Parlatka, dat we erg tof vonden en lekker typisch Amerikaans. Het was heel warm en eindelijk was het tijd voor een DairyQueen ijsje, dat we tijdens een kleine wandelingetje door het stadje (dat heel veel murals heeft) opaten. In de stad liep ook de St John’s River, een superbrede rivier was dat. Er stond een slangen- en alligator waarschuwing! In een tent langs de rivier hoorde ik een heel enthoesiast “preek”, dacht ik toch, maar Roel ging binnen een kijkje nemen en het bleek de uitslag van een viswedstrijd te zijn.

P1300231.JPG

Nu moesten we toch even flink zonder treuzelen doorrijden, want ik wilde in onze bestemming nog iets bezoeken dat om 5 u sloot. Rond een uur of 4 kwamen we toe in St Augustine, het oudste (niet-indianen) stadje van Amerika en gesticht in 1565 (! Dat is heel oud in Amerika) door de Spanjaarden. Na een blokje fout rijden (mijn schuld) vond de auto een plekje in de nette parkeergarage vlakbij het visitor center en zonder dralen liepen we naar het water, de Matanzas baai, waar op een grote grasvlakte Castillo de San Marcos ligt, een fort uit de 17de eeuw en het oudste ommuurde verdedigingscomplex in Amerika. De Spanjaarden bouwden het hier om de “armada” die van de “nieuwe wereld” naar het thuisland vaarde en hier passeerde, te beschermen. Ik vond het meteen al erg sfeervol, met een leuk toegangspoortje en grote toegangspoort. Gelukkig konden we onze NPS pas gebruiken voor de toegang – ze waren hier overigens super vriendelijk. We gingen meteen een kijkje nemen op het “dak” van het fort, met uitkijktorentjes, heel veel soorten kanonnen, en prachtige uitzichten, op St Augustine (de poort en het eigenlijke center lag een klein beetje verder) maar vooral ook op de baai. Met enkele palmbomen op de voorgrond was het plaatje helemaal af. Op de beneden verdieping had je het binnenplein (met een overzicht van de verschillende soorten kanonsbal-achtige dingen) en verschillende kamers, die we allemaal binnengingen. Er was een soort van kapel, vertrekken waarin je nog graffiti zag van de gevangenen (indianen op een gegeven moment), een ruimte waarin een leuk uitgedost mannetje voor kinderen zegels op een perkamentachtig iets zette (daar was ik heel jaloers op), en ook een uitgebreide tentoonstelling, heel duidelijk die ons de geschiedenis van Florida beter deed begrijpen (Spaans -> Engels -> Spaans -> burgeroorlog -> Amerikaans). Helaas was het veel te snel 5 uur en werden we weg gestuurd. Nog een paar laatste foto’s bij de ophaalbrug en de uitkijkjes.

 

Een wandeling rondom de muren was ook de moeite. De muren zijn trouwens gemaakt van Coquina, een soort van schelpkalk. Heel poreus maar ik las dat het net bvb kanonskogels goed opving. Voor de muren stond ook een indrukwekkende oven, een “shot furnace”, om kanonsballen op te warmen. Aan de andere kant van de muren kwamen we ook een huwelijksceremonie tegen; de hele avond zouden we trouwens doorheen het stadje pasgetrouwde koppeltjes en huwelijksgasten tegenkomen. We vonden dat allemaal redelijk lachwekkend maar het zal ook wel typisch Amerikaans zijn. Naast het fort lag in een prachtig gebouw Ripley’s Believe it or Not, dat ze in vele toeristische steden in Amerika hebben. Deze lag in een prachtig gebouw met leuk tuintje er voor, met wat kunst er rondom en een cabin gebouwd in een log (boomstam) waar we door stapten. Via het helaas al gesloten bezoekerscentrum (met leuke fontein met gekke koppen) stapten we naar de mooie city gate, om vervolgens de hoofdstraat St George Street op te wandelen. Een voetgangersstraat, druk en heel commercieel maar met vele schattige gebouwen met binnenhofjes, kleurtjes, hout, balkonnetjes,... En het nodige groen en bloemen natuurlijk. Wel erg leuk! Vlakbij het “oldest wooden schoolhouse” van Amerika (tja, alles is hier natuurlijk oldest, hah) vonden we een koffie barretje waar we buiten genoten van koffie en gebak.

 

We maakten een ontspannen wandeling door het stadje, de straatjes die wat zuidelijker lagen waren ook super cute en kleurrijk. Hier en daar was er ook een mooi parkje met fontein. We passeerden een kathedraal en nog een andere mooie kerk, en via een straat bij het water wandelden we terug, langs Flagler College, om door te steken naar Spanish Street, wat ik misschien wel het mooiste straatje van het stadje vonden. Minder horeca maar meer woonbuurt maar heel mooi vol pastelkleuren en groen. Na nog een stop op een prachtig pleintje met blauw fonteintje wandelden we terug naar onze auto. St Augustine is zeker een aanrader voor enkele leuke uurtjes rondslenteren! Via de speciale brug Bridge of Lions (er stonden uiteraard 2 leeuwenstandbeelden op) staken we over naar het eiland Anastasia Island. Hier bekeken we nog de overblijfselen van de groeves voor de “coquina stone”. Voor het state park zelf waren we wat te laat, maar we reden wel nog langs de vuurtoren en naar een marina in Lighthouse Park waar nog een staketsel in het water was. Het was hier heel mooi en sfeervol voor de zonsondergang. We waren wel een beetje verbaasd toen we enkele gure individuen (zwervers?) een roeibootje zagen nemen en onder luid gezang naar een sjieker jacht dat in dieper op het water aangemeerd lag, vaarden. In dit gedeelte van de stad waren duidelijk veel zwervers trouwens, we zagen er meerdere in de parkjes... In file reden we de drukke Bridge of Lions weer over, op naar ons hotel, maar eerst gingen we nog op zoek the Senator, de oudste cypres tree of the world. Blijkbaar enkele jaren geleden afgebrand maar hij zag er toch heel levend uit vond ik. Na wat rondrijden vonden we uiteindelijk een buurt met (keten) restaurants, want ook daar waren we naar op zoek. Nadat de bediening in de Denny’s ons niet beviel kwamen we uit in een voor ons nieuwe keten: de Village Inn. En dat werd een erg fijne verrassing. Superlekker eten, en ook nog een heel hartelijke bediening die uitgebreid met ons babbelden, oa over het zwervers probleem in deze regio. Het was van hier niet ver naar ons hotel, de Best Western Historical Inn. En het filmpje en onderwater foto’s van het manatee-snorkelen zat al in mijn mailbox, leuk! Link: https://youtu.be/XNJNe1BRXh4

P1300242.JPG
P1300269.JPG
P1300290.JPG
P1300302.JPG
P1300317.JPG
P1300316.JPG
P1300332.JPG

29 april – ST AUGUSTINE - SAVANNAH  - op naar Georgia via een plantage en sea turtles - 280 km.

 

Om half 8 na een ontbijtje vertrokken we vanuit onze Best Western, die er zo langs vanbuiten wel leuk uitzag met een hekje aan de balkons en palmbomen. We hadden een vrij stevige rit voor de boeg, waarvoor ik een hele dag voorzien had omdat er zoveel te zien was. We zouden vandaag ook Florida verlaten, na 10 dagen... We begonnen met de kust noordwaarts af te rijden, langs een estuarium met veel vogels en ook ospreys. We volgden de Coastal highway langs Ponta Verda over weer de nodige bruggen. Een van onze geocache stops bracht ons bij een in de bosjes verstopt fort, ooit een kerk en nu prive bezit, waar een local spontaan voorstelde een foto van ons te maken. We reden over een heel dun strookje land, met aan de ene kant oceaan en aan de andere kant een soort grote plas. Brrr ik zou niet graag op dat strookje zand wonen maar er stond een lange rij villa’s op... Wat verder geen villa’s meer maar duinen langs een kant (behoorlijk hoge) en langs de andere kant natuurgebieden: de Coastal Interdunal Swale van GTM Preserve, een soort van moerasgebied met weer veel water. We maakten hier een mooie wandeling door rimboe bos en door de moerassen over boardwalks, brrr, we voelden het allebei weer overal kriebelen! Uiteraard waren de nodige vogels zoals witte reigers ook weer van de partij. Wel bijzonder was het scheepswrak uit de jaren 1800 dat op de parking stond tentoongesteld; het was dit voorjaar aangespoeld. We beklommen ook de hoge duinen via trappen en een boardwalk: hier stonden info borden over de eerste ontdekkingsreizigers (Juan Ponce de Leon) die in 1513 deze kusten als eerste zagen. Bijzonder idee toch!? Zijn standbeeld stond op de parking. Het strand en de zee waren uiteraard weer prachtig in de ochtend zon. Hier een grijs strand maar door het schelpengruis kleurde het volledig oranje. De golven waren behoorlijk krachtig!

 

We passeerden de buitenwijken van de grote stad Jacksonville,  en zo kwam  de monding van de St John’s River in zicht. Ik had er voor gekozen om niet via de interstate te gaan, maar dus over kleinere wegen en dan de rivier over te steken met het pontje St Johns River Ferryvanaf Mayport. We mochten meteen doorrijden op de pont, dat was een meevaller, die dan ook meteen wegvaarde. Goede timing zo! Op de aanlegsteigers zaten weer tientallen plompe pelikanen, zo hoort dat natuurlijk hier aan de kust. Ik ben grote fan van dit soort ferry overtochtjes maar deze was helaas van korte duur en na enkele minuutjes uitwaaien waren we al aan de overkant. Deze “overkant” was eigenlijk een wirwar van eilandjes en natuurgebieden! Wij waren nu op Fort George Island en gingen al meteen een zijweg in naar Kingsley Plantation. Wauw wat was het hier mooi! Een heel heel dichtbegroeid bos, echt een rimboe van palmetto’s en live oaks, met veel spaans mos. Heel sprookjesachtig weer, met een smalle dirtroad naar onze bestemming. Hoe dicht het bos was bleek maar weer toen we in het bos doken op zoek naar een geocache, dat was toch een heel avontuur, en we ontdekten weer heel veel van die schelpkalk in de grond. We reden al gauw de plantation op en stopten meteen, want hier in het grasland vol prachtige bomen stonden 25 restanten van slavenhuisjes, gemaakt van “tabby” (de schelpenkalk, gemaakt met oesterschelpen die gekookt werden in kilns).

P1300355.JPG
P1300359.JPG
P1300375.JPG
P1300385.JPG
P1300388.JPG
P1300396.JPG

Tijd om even stil te staan met dit stukje geschiedenis van Amerika – van 1814 tot 1965 leefden en werkten de zwarte slaven hier. Die slavenhandel was ook de hoofdreden van het ontstaan van de burgeroorlog, omdat de Noordelijke staten het wilden afschaffen maar het te belangrijk was voor de economie van de Zuidelijke Staten (de Confederatie). Hier was dus een kaloenplantage, daar zag je wel niets meer van. We leerden heel wat bij over het harde slaven leven en de kleine huisjes in deze mooie omgeving waren heel indrukwekkend. Veelal ruines maar eentje was volledig heropgebouwd. Wat verder kwamen we bij het eigenlijke landgoed, een prachtig wit huis met hoge palmbomen met zicht op de baai/rivier. We liepen alle kamertjes van het huis en bijgebouwen door en leerden bij over de familie Kingsley (de vrouw was trouwens een ex-slaaf en de man ijverde blijkbaar toch voor de rechten van de slaven). Ook was er een klein NPS visitor center, en zelfs een stempel. We zagen hier in het Timucua Ecological and Historic Preserve. En op een kaart kon je pas echt zien wat een kluwen van eilandjes, salt marshes en waterwegen het hier was. Vast prachtig vanop een bootje, we zagen er dan ook veel. Op weg naar de auto ontmoeten we bij de moestuin nog een gopher tortoise die enorm snel naar zijn hol spurtte. Heel grappig!

 

Op de terugweg van de plantation volgden we de dirt road langs de andere kant, zo mogelijk een nog mooiere route, heel smal te midden van de vegetatie. We kwamen zo bij het Ribault club Visitor Center, een heel heel groot sjiek huis uit 1920 met grote eiken er voor (de live oaks die wintergroen zijn). Binnen gingen we ook een kijkje nemen maar het leek ons vooral om de verhuur als trouwlocatie te gaan, al was er ook een tentoonstelling over de streek. Terug op de hoofdweg volgden we de route over bruggen en veel veel water. Bij zo’n visplek/marina aten we ook onze picknick lunch (restjes vandaag). Ik had ook het Huguenot Memorial Park gepland, maar we zagen hier op deze weekenddag zoveel auto’s indraaien dat we dat maar oversloegen; het is een strand waar je met de auto op kan. We gingen dus maar verder naar Little Talbot Island State Park en het aansluitende Big Talbot Island State Park. In dat laatste wandelden we twee trails. Eerste de Big Pine Trail, door een mooi dicht bos met een paar geocaches naar een uitzicht-bankje bij de Simpson Creek. Vervolgens de bekendere Blackrock Trail. Hier twijfelden we eerst even om te vertrekken: er stonden twee brandweerwagens met draaiende motor! Tijdens onze wandeling (toch een eindje stappen op een kronkelend bospad) bemerkte we geen rook of zo. Pas op het strand (een stukje dieper dan het pad; deze kust ziet flink af van de erosie!) zagen we wat er aan de hand was: er was iemand in een rotsspleet gesukkeld. Oei. Dat was op de blackrocks: dat zijn hele gekke zwarte grillige vlakke rotsen die er uitzien als lavaa, maar eigenlijk is het verhard zand. Ook ligt het hier vol driftwood: losse bomen en grote takken, vaak wit afgebleekt. Hoe die hier belandden was niet moeilijk te zien; hele stukken kust kalven hier duidelijk af. We hadden geluk met het lage tij en konden de bijzondere en grote black rocks dus goed bekijken (en dat terwijl de reddingswerken voortgingen, we kwamen op het pad gelukkig ook een auto tegen om de gewonde op te halen). Dat afkalven van de Bluffs zagen we ook bij een laatste stop hier bij the Bluffs.

P1300401.JPG
P1300421.JPG
P1300451.JPG
P1300429.JPG

We verlieten de Talbot Islands en reden verder via de nodige vissersspots naar Amelia Island, hier namen we enkel een kijkje bij het duingebied van American Beach, wat bedoeld was voor beach access voor de afro-amerikanen... We moesten deze boeiende streek en Florida nu achter ons laten (je hebt hier nochtans ook nog Fernandina Beach, Fort clinch,...), en op de interstate passeerde we de staatsgrens met Georgia , een nieuwe staat voor ons dus we gingen een kijkje nemen in het Welcome Center. Die zijn altijd heel goed in orde en ruim opgezet! We reden tot op Jekyll Island, een vrij groot eiland voor de kust, te bereiken via een causeway waarvoor (uiteraard) tol betaald moest worden. 100 jaar geleden opgericht als een soort rijken-resort, is het nog altijd super netjes en sjiek maar toch zeker ook leuk en afwisselend om rond re rijden. Dat “historic district” is het gebied van Jekyll island Club Hotel, heel mooi en groen, maar wij reden er eigenlijk wat verloren want we waren dringend op zoek naar het Georgia Sea Turtle Center. Na wat rondrijden vonden we het. Helaas het ging bijna sluiten en een ticketje was ook nog eens heel duur. Toch maar gedaan, en we kregen er geen spijt van.

 

In het Sea Turtle Center worden namelijk gewonde sea turtles opgevangen, opgelapt en daarna ook weer vrijgelaten. We gingen op aanraden van het personeel meteen door naar de bassins, waar de schildpadden zitten. Meestal 1 grote per “zwembadje”; in het zwembadje was ook altijd een waterspuitertje. En wat waren het schitterende beesten, vaak met een blaadje uitleg er bij met hun naam. Tsunami uit het eerste badje was mijn favoriet. Gewond door een boot en in de opvang sinds juli 2017. Tsunami was erg actief en toonde zich vaak aan het oppervlak. Vlakbij Tsunami had je ook Typhoon, ook een “green sea turtle”. Dat is een van de vijf soorten zeeschildpadden die ze hier hebben (turtle = zee / tortoise= landschildpad trouwens). Ook al zo’n leukerd. Ook aan de overkant zaten er een paar heel actieve, met een spiegel er schuin boven kon je ze goed zien. Omdat ze laat waren hadden we het gebouwtje met bassins voor ons alleen. Echt top! Ik heb mijn ogen uitgekeken. We gingen ook nog een kijkje nemen in het museumpje zelf, waar ook nog een hele leuke kleine turtle was. Je kan ook binnen kijken in de verzorgings kamer, maar daar waren ze uiteraard niet meer bezig. De 5 verschillende soorten die hier voor komen, waren duidelijk voorgesteld met modellen aan het plafond. Echt erg leuk! Maar al snel liepen we nog even voor een laatste blik naar de bassins. Dit turtle center vond vooral ik echt een aanrader. Ik wilde heel graag een turtle “in het wild”zien; op het strand komen ze echter pas in de zomer (om eieren te leggen).

 

Na dit bezoekje maakten we nog een rondrit op Jekyll met de klok mee. Groene graslanden met bomen (met spaans mos) aan de zee, en wat verder het beroemde Driftwood Beach. Het bekendste plekje van Jekyll denk ik. Op het brede strand (waar ze, tada, een huwelijk aan het voorbereiden waren) ligt het vol van die wit afgeschenen driftwood bomen. Dus daar wandelden we ook weer even tussen, voor we via de causeway terug reden naar het vasteland... Vanop de causeway nog een leuke verrassing: een racoon (wasbeer) liep daar op de schorre met een prooi in zijn bek. Via een mooie brug, en een korte stop in een parkje met uitzicht op salt marches (Glynn Overlook Park) gingen we nog naar het havenstadje Brunswick, waar we op zoek gingen naar Lover’s Oak, een boom van 900 jaar oud en met een doorsnede van 4 meter, behangen met spaans mos, te midden van een woonwijk. Impressionant en ook leuk door dit stadje te rijden met vele kleine kleurrijke huisjes. Opvallend genoeg waren deze meestal (als ze simpel waren) bewoond door afro-amerikanen... We hadden nog een flink ritje voor de boeg dus we maakten nu wat meer tempo, met helaas geen stop meer bij Angel’s Oak Tree, maar we hadden al een mooie dikke boom gezien natuurlijk.

 

In het donker kwamen we aan in de oudste stad van Georgia, Savannah, en parkeerden meteen bij ons hotel, het Best Western Savannah Historic District. Ik had al meteen gezien waar ik wilde gaan eten: de hamburger keten Five Guys, dat zich profileert als de betere hamburgerketen. Heel vriendelijke bediening, simpel interieur, en een lekkere hamburger, maar zo bijzonder als gehoopt was het toch niet. We maakten nog een heel klein avondwandelingetje, bij het Savannah historic waterfront aan de rivier (wat ook echt vlakbij de oceaan is), waar we een grote fel verlichte radarboot zagen aanmeren. Verder vonden we de stad vooral erg lawaaiierig en druk (druk verkeer), en we zagen ook een aantal daklozen, dus het werd een kort wandelingetje. De rest van de stad moest maar wachten tot de volgende dag. Ons hotel lag trouwens vlakbij de haven en het historische waterfront, en de grote zeeschepen die hier vertrokken die toeterden eens, wel grappig dat ze dat zo doen bij de stad!

P1300524.JPG
P1300528.JPG

30 april – SAVANNAH - CHARLESTON – prachtige pleintjes, een sp(r)ookjesbos en een ruine op weg naar South Carolina - 175 km.

 

Ons hotel was nogal lawaaiierig, langs een drukke baan (er stond zelfs een speciaal machientje dat je kon opzetten, om door het ronkgeluid ander lawaai te overstemmen!), maar toch goed geslapen en na een Best Western ontbijtje was het tijd om vroeg in de ochtend al wandelend Savannah te gaan verkennen. Savannah is opgericht in 1733, volgens een goed uitgedacht patroon rondom meer dan 20 plantsoenen (rechthoekige pleinen/parkjes). Omdat het gekend staat als een prachtige stad, waren we heel benieuwd. Van de Historic Waterfront waren we nog niet zo onder de indruk. Via scheve stenen trappen daalde je vanaf het straatniveau af langs hoge oude pakhuizen (in de slaventijd waar het katoen werd opgeslagen....) naar het niveau van de kaaien, waar we de avond ervoor ook al liepen. Het was hier nu uiteraard wel superrustig. We waren vooral onder de indruk van de grote containerschepen die hier vlakbij de kade af en toe passeerden. Verder stond er een monument met een zeilbootje, en eentje met halve wereldbollen als herinnering aan de wereldoorlog. De pakhuizen, met smeedijzeren balkonnetjes, torenden hoog langs ons op terwijl we de rivier volgden, naar een zone met lagere gebouwtjes, tot aan het “Waving Girl Monument”.

 

Vanaf hier wandelden we terug naar het centralere stuk, tot aan de Factory Walk, achter de pakhuizen, heel ruw, met loopbruggetjes boven ons hoofd, kasseistenen onder onze voeten en veel oude ruwere elementen (lampen, electriciteit,...). Speciaal, dat wel, maar we waren nog altijd niet bijzonder de indruk van Savannah. Terug de trappen op, gingen we op een nog leeg terrasje eerst genieten van de koffie in de ochtendzon. Hier kreeg ik de schrik van de reis, want door een gekke beweging vloog mijn bril en mijn plannetje in de lucht, en om te landen onder ons op de factory walk (vreesde ik toch). Snel de trappen af, daar lag het plannetje. En mijn bril, die zag ik zonder bril natuurlijk niet liggen. Paniek, maar hij bleek op het niveautje vlak onder het terras te liggen, in een perkje. Oef. We wandelden langs de Cotton Exchange (getuige van de tijd van de katoenteelt en slavenhandel) en via een klein parkje ging het verder, weg van de Waterfront. Zo kwamen we terecht in wat wij nu wel heel mooi vonden in Savannah: de residentiele wijken, en de vele prachtige parkjes. We passeerden eerst het oudste pleintje, Johson Square, maar daarna werd het nog mooier toen we langs Marshall House afzakten naar de superschattige kleine pleintjes: Columbia Square bijvoorbeeld. Wat mooi, met een fonteintje, perkjes, wat gras, grote bomen met spaans mos, en omgeven met statige oude huizen (vaak zo van het type met een trapje op naar de voordeur), soms met mooie kleuren. Enorm mooi.

P1300537.JPG
P1300561.JPG
P1300553.JPG
P1300579.JPG
P1300582.JPG
P1300571.JPG

Voor het volgende parkje, Troup Square, pauzeerden we voor weer een koffie-terrasje. Het parkje was echt weer een topper! Lafayette Square was al even rustig en hamonieus, heel groen, met naast het park de wite sierlijke kerk Cathedral of St John the Baptist. Wat alle parkjes ook gemeen hadden, waren de leuke eekhoorntjes! We zagen er heel veel. Onze wandelroute voerde verder langs Jones Street, die stond bekend als heel mooi en dat bleek ook het geval. Knappe huizen en vooral de grote  eiken met spaans mos aan beide zijden van de straat. Typisch voor veel straten in Savannah maar deze straat was wel extra indrukwekkend. We wandelden via Montery Square met sierlijke palmbomen tot bij Forsyth park, het grootste park van Savannah. Heel statig met monumenten en de witte leeuwenfontein. Wel wat minder schattig dan de kleinere pleintjes en onze weg vervolgde weer kronkelend langs straatjes en pleintjes tot bij de City Market, dat is een voetgangerszone. Vroeger het oude markt-hart van de stad, nu wel heel erg opgekuist en commercieel maar we vonden een heel heel aantrekkelijke winkel, waar ze caramelkoekjes maakten en lieten proeven, de warme chocolade door fonteinten liep, ze een “great wall of candy” hadden en een ijscremeshop. Een beetje later hadden we dus een zakje met koekjes en elk een grote ijscreme, die we in het zonnetje onder een grote eik opaten. Mmmm. Conclusie van ons Savannah bezoek was dat het toch erg de moeite was om door de statige wijken met groene parkjes te wandelen. Zo ’s ochtends was het zo vredig allemaal, en we hadden het goed getimed want we merkten dat de toeristen molen nu volle bak begon te draaien met shuttles vol toeristen die rondtourden.

 

In de omgeving van Savannah is nog heel veel te ontdekken, en dat was het volgende wat we gingen doen! Zoveel zelfs dat we moesten kiezen... Forst Jackson en Tybee Island vielen jammer genoeg al af. Eerst reden we naar Bonaventure Cemetery, een gigantisch groot oud kerkhof met veel grafmonumenten en bomen. Uiteraard mag je er met de auto op rond rijden. Maar sightseeing op een kerkhof, het zal toch nooit ons ding worden, en al heel gauw besloten we beiden dat dit niets voor ons was. Verder dus maar en via woonwijken passeerden we wat verder de ingang van de Wormsloe historic site, een plantage zoals gisteren. Die gingen we dus niet bezoeken maar de ingang was zeer de moeite, hier zie je een lange lange laan tussen 2 rijen dikke eiken vol spaans mos (Avenue of the oaks). Heel heel mooi. Hier lasten we dus een kort fotomomentje in, wat vast niet mocht dus het hielden het wel maar heel kort. We reden verder, via weer een brug over water (heel de kust hier is nog steeds een kluwen van eilandjes en estuaria), en kwamen zo op Skidaway Island, waar ik het Skidaway Island State Park heb uitgezocht. Hier waren enkele wandelingen/fietstochten en geocaches. We gingen ons toegangsgeld betalen (tja, state park he...) en informeerden over het huren van fietsen. Jammer genoeg wass er slechts 1 trail  die je mocht fietsen. Tja. Niet dan, en we wandelden een stukje van de Big Ferry  Trail, vooral door een bos. En een stukje van de Sandpiper Trail, over een boardwalk. Het was er opvallend droog, ook op plekken die volgens de infobordjes onder water zouden moeten staan. We besloten hier onze kostbare vakantietijd toch maar niet te spenderen en verlieten al snel het park weer. State Parks vielen deze reis wel meer dan eens een beetje tegen eigenlijk. Het zijn meer plekken om te komen kamperen, wat ook opviel aan de rij campers die wachten op het openingsuur voor het uitkiezen van een kampeerplek.

 

Vanvoor op het eiland lag een supersjieke buurt, met eigen kerken en supermarkt. We hadden eerst zelfs niet door dat het gewoon voor iedereen toegangekelijk was, want er naast lag vast een hele sjieke gated community, en golfterreinen (de bruggetjes over de baan hadden we wel gezien). In dit sjiek aangelegde geheel gingen we nog eens uitgebreid boodschappen doen, deze keer in de Publix. Ze hadden hier een overdonderend uitgebreide Deli! We hadden heel veel zin in deze lekkere picknick en reden snel wat verder het eiland op, naar de parking van het Marine Center, waar we eerst zoveel mogelijk opsmulden, oa lekker zelf gevulde wraps (beter dan amerikaans brood). Daarna was het weer tijd voor een korte wandeling en dat werd de Jay Wolf Trail. En amai, deze trail zou onverwacht een verrassing worden, zo viel Skidaway Island ons uiteindelijk toch enorm mee! We gingen deze trail even gewoon snel lopen, tot op een ponton bij de Skidaway Narrows (waar ik stiekem op dolfijnen hoopte, maar dat werd noppes), waar het laag tij was. Maar toen viel ons op hoe prachtig het bos hier was. We waren ondertussen al flink verwend met tropische rimboebossen met dichte vegetatie en behangen met spaans mos, maar dit bos sloeg echt alles. Het was magnifiek. Nog knapper werd het toen we ergens achter een verlaten visitor center cabin een beetje clandistien het bos ingingen, waar een semi-open plek was. Hier stonden oude verlaten cabins, waar vroeger (toch alleszins in onze verbeelding) whiskey gestookt werd. Moonshiner cabins! Typisch voor deze kanten van Amerika. Zo sfeervol. Toen we een cabin wilden binnenpiepen, liep daar plots een hertje uit. Snel weg van die cabin (ik vermoedde dat er misschien een bambi’tje was). Er waren nog meer vervallen cabins vol brol die we vonden tussen de spook-bomen. Achter dit stuk kwamen we weer op de trail uit, waar de Roebling Oak stond, een hele hele dikke eik. Weer een knappe verrassing (hier stond ook een cabin naast, vroeger woonde hier ook nog een familie). Deze wandeling was voor mij toch een van de meest bijzondere plekken van de reis!

P1300626.JPG
P1300616.JPG
P1300614.JPG
P1300597.JPG
P1300637.JPG
P1300651.JPG
P1300653.JPG

We zetten koers naar de interstate, maar het was nog niet gedaan met de verrassingen. Na een rit met zicht op de haven (Savannah heeft een van de grootste zeehavens van Amerika) en wachten bij het spoor (op een hele lange trein die daarna achteruit reed?), passeerden we al heel snel de staatsgrens met South Carolina (fotomoment). Daarna lokte een geocache ons het Savannah Wildlife Refuge in, wat ik niet echt ingepland had. Maar het zag er te veel belovend uit dus we konden niet aan de verleiding volstaan de 4 mile lange Wildlife Drive in te slaan. Een scenic road door een natuurgebied, top! Verrassend genoeg, leerden we (via de info bordjes, de folder maar er was ook een soort van info radio die je kon opzetten), waren het hier vroeger rijstplantages! Nu is dit een gebied van (gemanagde) freshwater marshes. Een soort van ingedamde reservoirs en kanalen zeg maar. Maar het puilde hier weer uit van het wildlife en de verrekijker heeft hier weer overuren gedaan! We hadden het niet meer verwacht nu we Florida achter ons hadden gelaten, maar jaja, salt water marshes, dat betekent... alligators... Eerst hier en daar eentje goed vestopt tussen de vegetatie in de mooi begroeide poelen. Op het einde van de rit heel veel alligators, in het slijk van het kanaal, en er zaten een paar grote joekels tussen! Tussen in was er ook nog een mooi bossiger stuk (waar we weer tussen dikke bomen onder draperien van spaans mos reden); ze zagen allebei heel duidelijk een bobcat ver voor ons de weg zagen over steken, helaas vonden we hem daarna niet meer terug... Het leuke was natuurlijk ook dat dit een stoebber-dirt road was en een soort van safari-met-de-auto.​

Onderweg langs de interstate in South Carolina bleef de omgeving heel groen. We maakten zoals gepland een stop voor de Old Sheldon Ruins, de korte route er naar toe via een smal weggetje was groen en lieflijk, net als de ruines zelf: een oud kerkgebouw, in Griekse stijl, uit het midden van de 18de eeuw en 2x vernield. Nu bleeft enkel deze sfeervolle plek over en we zwierven wat rond tussen de oude bakstenen muren, de zuilen en de grafmomnumenten. Uiteraard was het geheel weer omgeven door knappe eikebomen. Het is verbazingwekkend hoe groen en vol natuur deze zuidelijke hoek van de USA (inclusief Florida) is! We waren nu bijna op onze bestemming. Een laatste ingeplande stop, de Angel Oak Tree, konden we wegens het sluitings uur niet meer aandoen, maar we hadden wel hele leuke verrassingen in de plaats gekregen. We reden eerst door het centrum van onze bestemming Charleston, toen ik bedacht dat we het centrum beter in zijn geheel voor de volgende dag zouden houden, en we nu naar de eilandjes en peninsula’s aan de overkant van de baai gingen, via weer een knappe brug. Zo reden we via Mount Pleasant naar Sullivans Island. Sullivan Island is de plek waar de slavenboten uit Afrika toekwamen (40% van alle Noord Amerikaanse slaven!) en hier staat op het tipje van het eiland aan de ingang van de baai het oude Fort Moultrie, al gesloten uiteraard, maar we namen een kijkje onderaan de muren bij een monument voor een indiaan en  reden nog even tot aan een klein stukje zee een heel klein beetje verder. We gingen ook nog een kijkje nemen op het strand bij de inlet/sound (Breach Inlet) met wilde golven, pelikanen en zicht op schepen tussen Sullivans Island en Palms Islands, voor we een restaurantje gingen zoeken. Op Sullivan Island hadden we een straat gezien met een paar gezellige plaatsen, dus daar gingen we naar toe en we kwamen bij een Ierse Pub uit, waar we op het terras op hoge krukken aten. Supersympathieke bediening maar het eten was wel net weer iets gewoner en beperkt tot de typisch Amerikaanse vettigheid. Met zicht op zonsondergang vanaf de brug reden we naar ons hotel, de Days Inn Charleston Historic District na weer een prachtige dag vol natuur! Nog een opmerkelijk feitje: de dag erna zouden we leren dat de boogbrug waar we overreden gebouwd was voor een periode van ...100 jaar! (?); een soort wegwerpbrug dus.

P1300663.JPG
P1300675.JPG

1 mei – CHARLESTON - COLUMBIA – een dolfijne start van de dag, de plaats van de start van de civil war en natte voeten - 200 km.

 

Ons motel lag deze keer weer lekker in het stadscentrum, en aangezien er toch geen ontbijt inbegrepen was begonnen we weer lekker vroeg, weer te voet, aan onze dag, met een uitgebreide stadswandeling in het historic district van Charleston. We waren er gisteren al wel doorgereden met de auto, maar te voet is toch altijd heel anders. En zo ’s morgens vroeg is het altijd super rustig en vredig in een stad, daar houden we wel van. Charleston is wel een bijzondere stad, die goed tot zijn recht kwam in de ochtendrust. Ook weer een heel oude stad, gesticht in 1670 door de Engelsen. Een heel statige stad, dat merkten we tijdens onze wandeling want er waren geen lelijke gebouwen en rommelige winkels en zo, het was echt een woonstad. Een aantal iets drukkere straten, maar ook veel smalle straatjes en hele smalle steegjes en doorgangetjes. Leuke huisjes, soms baksteen, soms kleurig of sjiek wit. Een van de huizengroepen noemt in mijn reisgids met recht “rainbow row”. Met hekjes en tuintjes of van die kleine stoeptegeltuintje en vaak heerlijke geuren door de vele bloemen. En straten met mooie bomen en palmen. We passeerden twee mooie kerken (mooi wit); hier kronkelt een paadje tussen over de oude kerkhoven – helaas liepen we hier al snel dood op een afgesloten poortje. Het straatje Chalmers Street had kasseitjes. Vaak zagen we ook van die ouderwetse gaslantaarns. Bij East Bay Street en East Battery kwamen we bij het water; Charleston ligt aan een grote zeebaai met vele forten er in. Je loopt hier op een soort verhoogde kade. Bij East battery stonden dan ook de nodige kannonnen. En in het statige parkje White Point Gardens ook standbeelden. De huizen in de buurt van het park waren prachtig, met hoge palmbomen in de tuin en grote balkons met pillaartjes op elk verdiep, aan de kant van de zeebries (want in de zomer wordt het blijkbaar super heet in Charleston).

P1300689.JPG
P1300676.JPG
P1300678.JPG
P1300727.JPG
P1300749.JPG
P1300757.JPG

We wandelden op ons gemakje langs het water (ons verbazend over het aantal mensen dat hier aan de kant van de weg in hun auto zat te wachten), en waar viel mijn oog nu plots op! Vinnen in het water! Jawel een groepje dolfijnen!!! We bleven er lange tijd van genieten, ook toen ze heel dicht bij ons passeerden op de punt van het schiereiland, tot ze verder in de golven, tegen de felle zon in, minder goed zichtbaar werden! Wauw, wat een topstart van de dag, ik was natuurlijk meteen  heel erg blij voor de rest van de dag. We hadden ook een goed zicht op ons volgende doel dat midden in de baai recht in het “gat” voor de oceaan lag: Fort Sumter! Dat werd ons volgende doel maar de boot hiervoor vertrok aan de andere kant van de historische binnenstad, dus volgden we hoofdstraat Meeting Street, terug langs ons hotel. Het viel ons nog maar eens op dat Charleston een residentiele stad is, waar volgens ons toch wel de focus ligt op kwalitatief wonen. Verschillende locals waren op pad om te joggen of met de fiets. Wij hadden ondertussen wel zin in in een ontbijtje en vlakbij het hotel sloegen we Market Street in waar in en naast de oude overdekte markthallen toch al enkele zaken open waren. Bij een hippe koffie bar kochten we allerlei lekkers dat we buiten op het terras lekker in het zonnetje opaten. Van hier kronkelden we verder terug richting kaaien. Hier kwamen we blijkbaar in een meer toeristische stuk , tientallen paarden en koetsen werden hier klaargemaakt. Ocharme. Via een gekke weg, niet helemaal de bedoeling, kwamen we uit bij de achterkant van de Liberty Square en het Fort Sumter Visitor Center, dat ook van de NPS is.

 

De gereserveerde ticketjes ging ik snel ophalen, net als een mooie blinkende NPS folder en we schoven aan in de lange rij voor de ferry naar Fort Sumter. Om half 10 vertrokken we (na een hele luide tuuuut) met de drukke boot, wij stonden helemaal vanvoor, bovenaan de trap en hadden een goed zicht op hoe we langs grote cruise schepen vaarden, de baai over en Fort Sumter naderden. Ondertussen bemerkten we drie maal (jawel!) groepjes dolfijnen in de baai! Af en toe werd er ook uitleg gegeven op de boot, want rondom ons bulkte het van de forten en historische plekken. Fort Sumter is de plek waar in april 1861 het eerste schot van de Civil War viel, afgeschoten vanaf een andere battery. South Carolina was de eerste staat die zich van de Federatie afscheidde, enkele maanden eerder, na een dispuut over de slavenhandel (nodig voor de rijkdom van de streek hier). Andere “lower states” vervoegden de “Confderatie” en een klein legertje van de Federatie (lees; het “echte” Amerika) trok zich terug op Fort Sumter, waar ze na enkele maanden en een kort en hevig bombardement van 34 uur zich moesten overgeven en de Civil War echt begonnen was. Hierna was Fort Sumter enkele jaren van de Confederatie voor het na een belegering van 20 maanden (blijkbaar ook een record) in 1865 weer “federaal” werd.

 

Je kan het fort enkel per boot bezoeken want het is een eiland echt midden in de baai – en onze boot was de eerste van de dag. En wij zijn vlot, dus als allereersten stapten we de poort van het fort door. Dat is behoorlijk beschadigd – in volle glorie was het een statig gebouw, nu staan er wel nog muren langs alle kanten maar zwaar beschadigd. Je zag de casematen en op bepaalde plekken nog beschadigingen van beschietingen. Er stonden heel veel kannonnen en op een hoger niveau hadden we een wijds uitzicht op zee (met dolfijn, jawel). Hier stond ook de vlaggenpaal; die was nog leeg maar toen we een half uur op het eiland waren verzamelde iedereen zich rond de paal voor de flag ceremonie. Na een emotioneel praatje van een ranger (die het had over hoe de Amerikaanse vlag hier in 1861 neergelaten werd toen de federatie zich overgaf, niet wetende of ze ooit nog boven het fort zou wapperen zoals ze nu doet... Tijdens haar verhaaltje merkte ik in de zee weer een dolfijn op) Met een tiental “vrijwilligers” (voor zoiets grappig stelde ik mij uiteraard graag kandidaat na een aanmoedigend duwtje van Roel) vouwden we de vlag open, die dan gehesen werd. Jammer genoeg zongen ze het volkslied er niet bij, daar had ik wel op gehoopt. We hadden nog tijd voor een kijkje in het museum (waar de fameuze orginele vlag te bewonderen was), en een wandeling op de zandvlakte naast het fort met vele bloempjes, om dan als een van de laatsten weer aan boord te gaan. Omdat er maar 1 boot tegelijk op het eiland was, was het qua drukte trouwens goed meegevallen. Terwijl wij wegvaarden, kwam de volgende boot net toe. De leukste verrassing was op de terugweg, ik zag een prachtige grote sea turtle, helemaal zoals in het turtle center in Georgia! Super blij mee, vanop mijn hoge positie was het echt heel mooi zichtbaar. Wel maar kort, dus Roel die net even binnen was, had ze gemist. Maar hij had dan wel weer dolfijnen gezien. Zo was ons Fort Sumter tripje extra geslaagd!

P1300783.JPG
P1300813.JPG
P1300769.JPG
P1300826.JPG
P1300804.JPG
P1300834.JPG

Door het visitor center heen vonden we deze keer wel de eigenlijke toegang, heel wat mooier aangelegd en we wandelden tot het gebied van het Charleston Museum. Ik had nog een plek uitgekozen voor een bezoekje en dat werd het Aiken-Rhett House Museum, ook weer een plantation maar een “urban plantation”, dateert nog van voor de Civil War, uit het begin van de 19de eeuw en is bijna 150 jaar in bezit geweest van dezelfde familie. Daarna is het niet gerestaureerd maar “preserved as found” – iets dat ons wel aan staat. Een prachtig geel leemkleurig huis, met de nodig balkons en ook palmbomen er voor. We kregen een audio tour van de vrijwilligers en begonnen aan ons tourtje door het huis. En vooral: door de ommuurde tuin! Via de keuken kwamen we in de slavenverblijven, aan weerszijde van het binnenplein. Boven de keuken (wegens gevaarlijk) en boven de stallen (dat was voor de tweederangs slaven) waren die. Toch wel weer ingrijpend, wat hier vroeger allemaal gebeurd is in Amerika.... De tuin was ook prachtig met de outhouses en overblijfselen van de magnolia dreef... Je zag de koetsen hier zo al toekomen. Zeer zeer sfeervol, ik heb daar lang staan kijken.... Het huis zelf bekeken we op hoger tempo, zeer sjiek en ook weer niet gerestaureerd met meubelen en lampen die vaak uit Europa kwamen.  Dit bezoekje was een perfecte afsluiter van ons bezoek aan de koloniale stadjes aan de Amerikaanse east coast!

 

Op het gemakje wandelden we via Meeting Street terug naar ons hotel, langs een slotenmaker (het vermelden waard want het trottoir zat ook vol sleutels in het cement!), de brandweer (foto momentje) en daar was de City Market al weer. Nu was ze open dus we piepten even binnen! Het was hier koppen lopen, langs de souvenirstalletjes. Even over en weer en we liepen al weer verder, langs een cafetje waar ze een duck race hadden! Vanboven een eendje in het water zetten en dan kijken welke het eerst finishte. Hihi. Zo daar was ons hotel al, en langs de mooi gekleurde huizen, druk verkeer, en een stop op het kerkhof (ja, met de auto! Er was hier een monument voor een vergane submarine de Hunley uit de Civil War) lieten we het centrum achter ons. Na een hele reis bij de kustgebieden geweest te zijn, lieten we de oceanen nu definitief achter ons... In de buitenwijken van de stad zijn verschillende plantages terug te vinden maar wij trokken de natuur in. Maar niet na eerst een late lunch, en dat werd eindelijk de keten Cracker Barrel waar ik al veel goeds over gehoord had. Bij deze restaurants zit telkens ook een decoratie winkel en het eten was super lekker!

 

We moesten een eindje rijden, over de interstate en dan over rustigere wegen te midden van bos en akkers naar de Congaree Bluffs Heritage Preserve, eerst een dirt road en dan een wandeling steil langs de bluffs door het bos naar de rivieroever van de Congaree River, die uit haar oevers was getreden dus we dienden al vrij snel rechts omkeer te maken. Na nog een geocache stop bij de brandweer van St Andrews reden we in een keer door  naar het Congaree National Park. Deze keer een heel onbekend en weinig bezocht park. We maakten de foto van het mooie toegangsbord, omgeven door paarse irissen en reden het park in. Helaas was het visitor center net gesloten (geen stempel dus, jammer!). Op internet had ik al gelezen dat de meeste paden flooded waren, waardoor de geplande wandeling allicht niet mogelijk was. Niet zo verwonderlijk want dit park beschermt een floodplain forest – deze bedekten vroeger grote delen van deze hoek van Amerika maar nu is er nog maar 0.5% over, en dan wel in dit park. Tot 10 keer per jaar overstroomt de rivier de Congaree River, die we eerder zagen, tot aan de hogere wanden bluffs (zoals we eerder aan de zuidelijke waren). Eigenlijk is dit dus een gigantisch groot nat bos. Het goede nieuws was dat de muggen barometer op “Mild” stond. Op het geschreven info bord konden we lezen dat op de trails die ik plande “water likely” was, dus we konden er wel een deel van doen misschien?

P1300868.JPG
P1300859.JPG
P1300871.JPG
P1300904.JPG
P1300889.JPG
P1300896.JPG

We begonnen eerst aan de Lower Boardwalk. We bemerkten dat het hier bulkte van het leven al zagen we eigenlijk enkel (vele) eekhoorns. Langs de boardwalk veel water met daarin de bekende bomen Bald cypressen, die een dikke onderkant hebben met knees. Op sommige stukken staken losse “knees” boven het water uit. We kwamen een (zeldzaam hier) andere wandelaar tegen, die ons vertelde dat het met de flooded wel meeviel, enkel een stukje boardwalk. OK dan, daar konden we allicht wel door... We gingen dus met onze (foute want lage, we dachten immers niet dat we hier ver konden wandelen) schoenen dwars door het water (dat hoger was dan mijn schoenen...). Hetzelfde verhaal op enkele andere plaatsen. De eerste afsplitsing van een ander wandelpad... liepen we maar meteen voorbij, volledig ondergelopen en geen boardwalk meer hier dus slijk. De volgende zag er al beter uit dus joepie, we konden blijkbaar toch aan de geplande Weston Lake Loop Trail beginnen. We zagen de andere richting uit flinke overstromingen maar het pad dat wij wat verder in moesten, langs de Cedar Creek, de grootste rivier in de flood plains, was droog. Het was hier prachtig, puur natuur! Heel eenzaam (in totaal 2 keer andere wandelaars tegengekomen), de rivier kronkelde volop, een klein paadje, prachtige bomen,... We hoorden ook vanalles in het bos en zagen wroetsporen, en de daders daarvan zagen we wat verder, een hele kudde wilde zwijnen (feral hog, blijkbaar niet echt gewenst wegens te veel schade) stak voor ons het pad over! Grote beesten (vaak met grote witte vlek op de rug) en ook kleintjes. Ze waren wel heel schuw!

 

Wat verder werd het pad moeilijker. Enkele overstroomde stukken, dus met de schoenen door het vrij diepe water. En bomen op het pad waardoor we soms wat zoeken moesten hoe we verder konden. Het pad stond wel super duidelijk aangeduid met een nummer. Wat verder verlieten we de rivier weer en kwamen in een nog mooier stuk terecht, met heel veel flooded stukken. Ja dat betekende voor ons weer natte voeten! Omkeren was niet echt een optie meer want de totale trail was 7 km en te samen met de boardwalks (elk 2 km) was het toch een flinke trip en het werd laat...  Hier en daar waren er boardwalk bruggetjes over het water en we zagen weer veel cypressen knees. Heel mooi en mysterieus. Spectaculair is het hier niet, maar door de eenzaamheid en de natuur waar je midden in bent, maakte dit National Park toch indruk op ons! We hoorden ook constant allerlei dierengeluiden brrrr. We kwamen hertjes tegen en hoopten dan maar dat zij mede verantwoordelijk waren voor het geluid. We kwamen bij Weston Lake en dus bijna terug op de boardwalk! Oef. Na enkele laatste hindernissen (grote omgevallen bomen) waren we stiekem toch wel heel opgelucht toen we de Elevated Boardwalk zagen! Hier vlotte het wandelen beter – deze boardwalk ligt op twee meter hoog hoewel het hier niet super nat leek eigenlijk. Onder ons kwamen we weer hertjes tegen! Het laatste stukje richting visitor center terwijl de zon nu echt achter de horizon verdwenen was, deden we over de Bluffs Trail. En hehe, natte voeten, schemer en al 8 u ’s avonds, maar daar was de (nog altijd quasi lege) parking! We hadden bij vertrek hier niet gedacht dat we deze trail hadden kunnen doen maar dus toch...! We aten nog iets klein, en dan gingen we de auto in voor de laatste mijlen tijdens zonsondergang naar ons hotel in Columbia, de hoofdstad van South Carollina! Een grote stad leek het ons, en wij vonden onze combortabele hotelkamer (met extra zetel-gedeelte) op de 6de verdieping (!) van het hotel de Best Western Plus Columbia North East. Tijd om te bekomen van een dag puur natuur (zelfs in de stad!).

 

2 mei – COLUMBIA – LITTLE SWITZERLAND – naar de toppen van de Blue Ridge Parkway - 360 km.

 

Er was er eentje jarig vandaag en dat was Roel! Voor zijn verjaardag was (toevallig) een dag met veel rijden en veel geocachen gepland 😊. Eerst nog ontbijten met wafels en dergelijke in deze uitstekende Best Western voor we iets na 7 u vertrokken. Het leek er op dat het buiten geregend had of zo, en het was maar 10 graden. Dat was wat anders dan de voorbije dagen! Omdat het hier overal het drukke verkeer van een grootstad was, treuzelden we niet lang en reden noordwaarts. Het was hier overal heel groen en heuvelig. En jammer genoeg ook druk met af en toe file terwijl we richting Charlotte reden. Dat is een grote stad in North Carolina, een nieuwe staat voor ons, dus ik zat al klaar met de camera voor de staatsgrens. Helaas, we namen kleinere wegen op weg naar een geocache en daar stond geen bord of we hebben het gemist... We bezochten ten zuiden van de stad bij Red Rock aan een rivieroever nog een gebied van wetlands (waar ze zich weer uitgesloofd hadden met boardwalks – nochtans was het hier heel droog). Na een rit over kleinere wegen namen we een kijkje bij enkele oude blokhutten, de geboorteplaats van president Polk (waar we beiden nog nooit van gehoord hadden). Vervolgens was de McMullen/Lower McAlpine Creek Greenway (greenway zijn groene buffer zones) aan de beurt, met heel veel joggers en wandelaars op pad hier (het was een mooi aangelegd gebied rondom een drukke weg), en het ging weer door een floodplain gebied. Niet veel water maar wel enkele mooie plassen, en we zagen heel  heel veel schildpadden die op takken kropen om te zonnen. Een laatste stop was bij het Big Rock Preserve, een klein natuurgebied te midden van een mooie woonwijk.. Hier lag in het bos een opmerkelijke grote rots verstopt.

P1300921.JPG

Door de drukte en kleine wegen schoot het hier allemaal niet zo goed op en we hadden nog veel plannen (al ongeveer 2 uur gereden tot Charlotte maar nog 2.5 uur te gaan tot ons hoofddoel) dus tijd om verder te rijden. Maar niet nadat we eerst een supermarkt aangedaan te hebben. Die lag naar goede Amerikaanse gewoonte toch weer iets of wat verstopt op zo’n soort parkeerplein (het vinden van de in- en uitgang is vaak niet simpel). Eerst naar de Target, daar had ik al vaak van gehoord. Dat bleek niet zo’n goede picknick-boodschappen-winkel dus gingen we naar de buren, de Harris Teeter supermarkt. Dat was veel beter met een wel zeer verleidelijke en uitgebreide versafdeling! We keken onze ogen uit en schepten gretig uit de bakken (vooral ik dan). Roel mocht ook een verjaardagstaart uitkiezen en dat werd..... een cake met de gekste kleuren, mmm, als dat maar goed kwam.... Op de parking stond de jarige er op eerst zijn taart te eten – en amai, dat was echt verbazend lekker ondanks de flashy kleuren. Tijd om verder te bollen, genitend van nu weer rustigere wegen (geen interstate meer), door groene heuvels. De Appalachen kwamen in zicht, dat is de grote bergketen langs de oostkust van Amerika. Ons doel was de Blue Ridge Parkway, maar toen we daarbij waren en al flink gestegen waren, aten we eerst onze lekker picknick op met zicht op de bergvalleien.

 

En daar waren we dan in Blowing Rock, voor ons het uitgangspunt voor onze rit over de Blue Ridge Parkway. Dat is een lange toeristische route van 470 mijl lang – wij begonnen er aan op ongeveer mijl 290! Op weg naar de Parkway kronkelden we door vele smalle straatjes, het stond hier vol mooie huizen zagen we, in het groen. Hoewel groen, op deze hoogte (>1.000 – 1.500 meter) stonden de bomen eigenlijk nog niet in het groen dus het zag er allemaal wel nog een beetje winters en dor uit. Langs de andere kant, het was nog vrij rustig hier. We merkten al snel dat we de grote toeristenstroom voor waren, een pluspunt op deze bekende route. De Parkway kronkelt boven op de bergkammen dus typerend aan deze weg zijn de vele uitzichten op de weidse groene heuvels (die in de verte altijd een beetje wazig zijn). En dat het traag vooruit gaat natuurlijk! De weg is perfect aangelegd met vele vele viewpoints met vaak picknickbanken en dergelijke. Heel aangenaam allemaal. Ons eerste uitzichtpunt was de Ravens Rocks Overlook: alle uitzichtpunten hebben ook nog eens een leuke naam! De hoogte staat er ook altijd bij, deze keer 3810ft (omgerekend 1161 meter hoog). Dat kan al tellen. De nodige foto’s werden gemaakt, ook al omdat we bij vele uitzichtpunten geocache vragen moesten beantwoorden. Die gingen meestal over de bijzondere rotsen (met gekleurde mineralen) die hier in de bodem zagen.

P1300968.JPG
P1300987.JPG
P1310005 - Copy.JPG
P1300964.JPG
P1300937.JPG
P1300979.JPG
P1300995.JPG
P1310041.JPG
P1310012.JPG

En voila, we waren er aan begonnen, klaar voor heel wat mijlen kronkelen. We gingen weer even van de Parkway en reden doorheen het centrum van Blowing Rock, dat er best gezellig uitzag. Langs de Parkway zelf kom je deze plaatsjes niet echt tegen, en zit je eigenlijk heel de tijd in de natuur. Dat komt omdat de weg echt een op zichtzelf staande weg is. De op- en afritten zijn maar om de zoveel tijd en vaak via behoorlijk ingewikkelde viaducten, ontdekten we ook al snel. De viewpoints waren wel allemaal gemakkelijk te bereiken. Na o.a. de Green Mountain Overlook  (op 1260m) en het het mooie Price Lake volgde het gebied onder het Linn Cove Viaduct. Echt wel “onder” want door wegwerkzaamheden moesten we hier een stukje de parallelweg volgen, onder het bekende viaduct dat het laatste stuk van de Parkway was dat in de jaren ’80 werd aangelegd. Een helling met veel boulders (jawel, hier was Boulder Field Overlook (we zaten al op 1.321 meter!)) en een gedeelte met heel veel kleine watervalletjes langs de weg. Die watervalletjes zijn ook heel typisch voor de Parkway en vond ik uiteraard heel leuk! We maakten hier in de buurt ook tijd voor een foto van het bord met de naam van de Parkway, want deze maakt deel uit van het NPS systeem. Het volgende stuk leidde ons langs de Grandfater Mountain, dat is eerder een soort van attractie park en sloegen we maar over. Met zicht op Grandfather Mountain (meer dan 1.800 m hoog) wandelden we de korte Flat Rock Trail. Even flink steigen door een bos met mooie fragiele bloemetjes, bracht ons tot boven op een soort vlakkere rots (met kleine waterpoelen) en omgeven door mooie magnolia bloemen voor uitzichten op de bergen en de valleien. Een leuke korte trail!

 

Een laatste grote stop voor vandaag waren de Linville Falls, een van de bekendste plaatsen langs de Blue Ridge Parkway en hier was het dus al wel wat drukker (al viel het nog altijd goed mee). De Linville River heeft hier een best wel spectaculaire kloof uitgesleten. De wandelschoenen gingen aan want om de watervallen te zien moest er wel een korte maar pittige wandeling gemaakt worden (in totaal toch een 3 tal km). Er zijn twee verschillende startpunten voor de wandelng en een beetje toevallig kwamen wij op de (kleinere) zuidelijke parking langs een stukje dirt road terecht. We gingen dan ook op weg naar de viewpoints op de zuidelijke oever van de rivier (al had ik gelezen dat de andere ook de moeite zijn...). Na een afdaling door het bos sloeg Roel alvast af naar het Upper Falls Overlook viewpoint, terwijl ik verder vrij steil omhoog ging naar de Chimney View, en de Erwins View waar je knappe zichten hebt op de kloof met de waterval die redelijk in de verte is. Hoekje om gaf de Gorge View zicht op de kloof. Daarna ging ook ik naar het Upper Falls viewpoint, hier heb je zicht op de kleinere watervallen boven aan de hoofdwaterval. Je kan ze bekijken vanop een platte rots; een heel mooi plekje hier! Achter ons was dan wel het “valpunt” van de grote waterval (14 meter hoog, genaamd de Lower Falls), brrrr. Na deze leuke waterval-trail (het zou niet de laatste waterval zijn, dus we hielden het op deze viewpoints) hadden we nog tijd voor 1 grotere activiteit en dat werd een toppertje! Op zoek naar een geocache kwamen we terecht op een dirt road van 4 mijl lang door het bos (Pisgah National Forest), maar ook nog steeds over de toppen. Onze auto had gelukkig geen moeite met deze weg, al keken we flink uit onze doppen, vooral bij de blinde toppen. We aten snel onze avond picknick en dan was het og een kort stukje te voet naar Wiseman Overlook! Wat een prachtige plek! Een vallei, met daarin de Linville Gorge (kloof) en hier was er een prachtig viewpoint met stenen muurtjes aangelegd! Absoluut de moeite, hier zo eenzaam te midden van de natuur en de weidsheid van de bergen! Topplek van de dag! We konden heel ver kijken.

 

We hadden nog een 25tal kilometer af te leggen over de Blue Ridge Parkway op weg naar ons hotel, zodat we nog bij een aantal viewpoints konden stoppen terwijl de zon langzaam achter de heuvels verdween. Als leidraad bij onze trip langs deze weg had ik trouwens een brochure met heel veel info over de stops en bezienswaardigheden per mijl in. Er waren zelfs nog veel meer stops dan hierin vermeld stonden. Echt heel goed aangelegd hier deze weg! Onze stops waren achtereenvolgens bij de Hefner Gap Overlook, een stop bij een zijweg met een aantal pittoreske boomgaarden, en tenslotte de Table Rock Mountain Overlook (we zagen hier nog een soort van patrijs) met zicht heel in de verte op een berg met de vorm van zo een “butte”. In het kleine plaatsje Little Switzerland gingen we via een cross over even van de parkway. Alles was hier precies op meer volk voorzien, maar het was nu echt superrustig. Een hele grote lege parking van de Wallmart bvb. We zagen hier ook het hotel dat ik eerst geboekt had en daarna geannuleerd, maar moesten nog verder op zoek naar ons eigenlijke hotel voor vanavond. Heel veel heb je hier eigenlijk niet en omdat het rijden hier zo traag vordert, wilde ik graag bij de Parkway slapen. Bij een volgende cross over vonden we ons hotel: de Switzerland Inn! Een heel groot resort en wij hadden een kamer in een van de Chantileer gebouwen: een soort grote Zwitserse chalets, op de eerste verdieping, met groot balkon en “full mountain view” (dat we nog niet zagen, het was al donker)! Een hele mooie grote kamer, zeker de mooiste van de reis, uiteraard voor de jarige! Er was nog een andere verrassing voor de jarige want ik had aan het hotel gevraagd iets te voorzien en dat waren “chocolate covered strawberries” geworden. Tot onze verbazing was dat super lekker!

 

 3 mei – LITTLE SWITZERLAND - TOWNSEND – kronkelend op de Blue Ridge Parkway langs watervallen en uitzichtpunten - 275 km.​

P1310057.JPG
P1310066.JPG

Nog een hele dag om te genieten van de Blue Ridge Parkway, fijn omdat het op deze weg zo rustig is en relax, en het landschap zo totaal anders dan Florida. Jammer wel dat we moesten opstaan uit de fantastische bedden van de Switzerland Inn. Maar toch was ik er snel uitgesprongen, benieuwd naar het uitzicht en de gordijnen mochten meteen open! Voor ons alleen uitgestrekte groene heuvels, en een nog rozige lucht. Toch ook nog eventjes genoten op het balkon en wat foto’s gemaakt, voor de rode racemachine weer werd ingeladen en we meteen weer op de Blue Ridge Parkway zaten. Onze eerste wandeling was maar een paar mijl verder, maar gelukkig was er ook nog een mooie viewpoint onderweg, de Three Knobs Overlook, voor ons ontbijt met een wel heel erg mooi uitzicht, op bijna 1.200 meter hoogte.

 

Minder dan een mijltje verder, ging de auto al weer aan de kant, op een grote lege parking, en over een grote lege camping wandelden we naar de trailhead van de Crabtree Falls. Deze wandeling is een soort loop, en wij kozen voor de kortste route rechtsom, van ongeveer een mijl. Eerst vond ik het bos heel lieflijk met mooie onderbegroeiing en veel heel veel eekhoorns, maar al gauw werd de pret al minder want het pad was niet zo simpel (stenen, wortels) en ging hier en daar vrij steil naar beneden. Maar na wat bochten was de waterval daar dan toch – je komt er onderaan bij uit – en vanop het houten bruggetje kon ik de 20m hoge val bewonderen! Ook vanaf een afstandje had je trouwens al een mooi zicht op deze wel heel erg mooie waterval. Deze waaiert mooi uit over een rotswand, en onderaan liggen ook heel veel rotsblokken. Een mooie start van de dag! Helaas was het op de terugweg toch wel afzien op het steile pad want we namen dezelfde weg terug, puf puf, en op de camping kwamen we de enige kampeerder tegen, dat was de zogenaamde “host” die ons vroeg ivm de begaanpaarheid van het pad. Blijkbaar hadden wij de “streneous” hike gekozen en was linksom heel wat simpeler geweest.... Ach ja....

P1310071.JPG
P1310117.JPG
P1310095.JPG
P1310077.JPG
P1310101.JPG
P1310145.JPG

De route ging voort, we reden heel hoog op de bergkam dus het was eigenlijk 99% van de tijd genieten van de mooiste vergezichten. De Green Knob Overlook lag al op 1.450m hoogte en was weer de moeite. We kwamen ook wildlife tegen: een marmot en ook enkele hertjes. Een zijweg leidde ons naar Mount Michell State Park, zowaar een gratis park. De weg leidde ons nog wat verder omhoog naar weer een hele grote en bijna volledig lege parking. Een steile brede asfalt weg moesten we nog te voet afleggen, gelukkig niet te ver want het was weer puf puf, en daar waren we dan op de top van Mount Mitchell, met een uitkijkplatform, 2.037 meter hoog en daarmee de hoogtste berg van het Oosten van de USA! Hier waren al wel enkele wandelaars wakker maar nog altijd hadden we het idee dat we het drukkere toeristen seizoen voor waren, maar het was natuurlijk  nog vroeg. Aan de parking konden we ook het kleine museum bekijken. Roel ging een koffie drinken – ondertussen was het cafe een eindje terug open – terwijl ik een wandeling aanvatte, op de bergkam naar de volgde top, Mount Craig op 2.026 meter, via de Deep Gap Trail. De wandeling was niet zo evident, veel trappen en grote rotsblokken, en de uitzichten vielen nogal tegen want ik liep door een dicht dennenbos. Vanop de top kon ik wel goed Mount Mitchell zien liggen, dat was wel tof. Ik besloot niet zoals gepland nog verder te gaan, maar al om te draaien zodat ik al na een uurtje weer Roel en de rode racemachine vervoegde, om Mount Mitchell weer af te rijden.

 

Een dikke tien mijl verder was het al weer wandel tijd langs de Blue Ridge Parkway voor de Craggy Pinnacle Trail, een korte hike weer omhoog naar een uitzichtpunt. We trokken door een “bos” van  rhododendrons, daar zijn bepaalde stukken van de Parkway heel gekend voor. Nu was het echter nog een kale boel. In het algemeen was het overal op deze hoogte nog “kaal”; de blaadjes moesten nog komen piepen aan de bomen. Op de top vele bankjes en een weerom knap uitzicht. Een paar honderd meter verder was er ook een heel schattig Craggy Gardens Visitor Center, leuk om even in de rond te kijken. Hier keek ik ook om naar Craggy Gardens te wandelen, maar de wandeling leek in deze tijd van het jaar niet zo mooi, en net op tijd ontdekte ik dat je ook met de auto tot daar kon geraken. Jaja er was weer een grote (lege) parking voorzien – ideaal om nog een geocache te loggen (er waren er heel veel langs de Parkway!). Stilletjes aan begon de Parkway nu ook af te dalen, het werd groener en we stopten bij de Tanbark Ridge Overlook voor we na een verdere afdaling in het stadje Asheville aankwamen. Heel bekend en toeristisch. Maar wij gingen eerst op zoek naar eten! En jaja, ik googelde weer waar er een Cracker Barrel was en die werd goed gevonden. Mmm, we zijn grote fans geworden van deze lekkere keten. In het centrum van Asheville vonden we met wat geluk een parkeerplaatsje voor een rondwandeling. Een heel druk stadje is het hier, ook met veel verkeer en een aantal daklozen. We zagen oudere huizen, en wat kunstwerken, maar waren allebei toch heel blij toen we ons wandelingetje konden afronden om ons weer in de natuur te begeven! Bij Asheville ligt ook een botanische tuin; die stond eerst owv een paar geocaches ook op het programma maar het was wel erg duur voor een kort bezoekje dus reden we voort.

P1310183.JPG
P1310190.JPG
P1310204.JPG
P1310215.JPG
P1310239.JPG
P1310255.JPG

Eerst door een bredere vallei (hier werd ook goud gewonnen lang geleden, net als op andere plaatsen in de streek) en dan een groen bos in, langzaam weer omhoog: we waren weer in Pisgah National Forest! Deze weg voerde weer naar de Blue Ridge Parkway. Omdat we hier lager waren, waren alle bomen en struiken wel al (net) in blad, alles was fris groen! We reden langs een klaterend riviertje en in het bos aan de overkant daarvan lag een English Chapel (klein kerkje) verstopt. Wat verder een hele knappe waterval, gewoon langs de weg: de Looking Glass Falls. Met 18 meter een behoorlijk hoge waterval, met een brede stroom die van een mooie rots afvalt, met onderaan zelfs een regenboog. Vanaf straatniveau kon je hem mooi bekijken, maar er was ook een trap die naar het basin onderaan de waterval voerde; hier zaten zelfs enkele mensen in het water. Het was hier dan ook toch wel redelijk druk – vrijdagnamiddag...  Ik vond het alleszins de moeite om deze zonder inspanning te zien! (blijkbaar ligt er hier in het bos nog een mooie waterval verstopt, Moore Cove Falls, waar je achter kan wandelen. Ik noteer het al voor wie weet een volgende keer 😉 ). Wat verder maakten we een stop onderaan een gigantische grote rotspartij. En nog wat verder: Sliding Rock Falls. De parking (waar je in het toeristische seizoen voor moet betalen) maakte ons al duidelijk dat er iets te zien ging zijn, maar toch waren we verrast toen we zagen wat dat was: een waterval over een vlakke rots met een flauwere helling. Er kon aangeschoven worden om dan de waterval als een glijbaan te gebruiken – een echte sliding rock dus – om onderaan met een grote plons in een dieper basin terecht te komen. Eigenlijk wel knap, en verschillende kinderen waren dit aan het uittesten (zij liever dan ik!).

 

Na deze mooie groene rit kwamen we weer op grotere hoogte langs de Blue Ridge Parkway en het typsiche uitzicht over de heuvels was weer van de partij. Een van de vele viewpoints was dat op Looking Glass Rock: een vrij opvallende rots (deed mij een beetje denken aan de typsiche rotsen van bvb Yosemite) die als het nat is het zonlicht als een crystal weerspiegelt. Daarna was het weer wandeltijd, voor de korte maar steile hike naar de top van Devils Courthouse (1.743 meter hoog).  Hier was weer een mooi uitgebouwd uitzichtpunt, en hier langs de Blue Ridge Parkway was het weer heerlijk rustig! Je zag hier oneindig veel glooiende bergtoppen voor je! Zeker de inspanning waard (er broedden hier ook zeldzame valken (peregrine falcons), maar die hebben we niet gespot). De Parkway liep hier weer heel hoog, want bij een van de volgende viewpoints, Herrin Knob Overlook, waren we weer op bijna 1.700 meter hoogte! Het hoogtste punt van de Parkway ligt op 6.053 feet oftewel 1.845 meter en mocht uiteraard ook op de foto, het was een beetje zoals een pas. We bleven verder kronkelen op de Blue Ridge Parkway, met veel stops (o.a. Cove Field Ridge Overlook, Standing Rock Overlook (wat verder stond een gekke eenzame rotspilaar naast de weg), Woolyback Overlook,...). Overal even mooi en rustig. De namen van de overlooks en hun hoogte stonden trouwens altijd op mooie houten borden. Ja deze route is er zeker een voor de verwende roadtrip-toerist zoals wij!

P1310300.JPG
P1310275.JPG
P1310282.JPG
P1310287.JPG

We kwamen lager en lager, en dus werd het groener en groener. Er waren hier nog een boel watervallen die ik eventueel op het oog had (bvb. Mingo en Socco Falls) in de omgeving van indianenplaats Cherokee, maar vanwege het uur reden wij meteen door, via het Great Smoky Mountains National Park. Aan de ingang van het park namen we meteen afscheid van de Blue Ridge Parkway – voor ons zeer de moeite waard geweest. Wil je hem volledig rijden, dan heb je toch veel dagen nodig want de mijlen vorderen traag op zo’n kronkelige weg vol viewpoints! Great Smokey Mountains is het meest bezochte National Park van Amerika, oei oei, als dat maar goed kwam! Het is overigens ook een gratis park. Meteen voorbij de ingang werd er gestopt, bij Mingus Mill. Een sfeervol plekje om ’s avonds te bezoeken en we hadden het weer helemaal voor ons zelf. Mooi gelegen in het bos, aan een waterstroompje, een oude watermolen (1886). Wel een speciaal type, want niet met een rad, maar met een soort verhoogde wateraanvoerpijp waarvan het teveel aan water als een waterval wegliep. Terwijl de zon onder ging, carden wij verder, langs de New Found Gap Road, een weg van 33 mijl lang, die het National Park door midden snijdt. En meteen een verrassing, in de brede vallei aan het begin van de route stond een grote kudde elks heel fotogeniek te wezen. Nu had ik hier totaal geen elks verwacht, ik dacht dat die enkel te zien waren in de Cataloochee vallei, in een uithoek van het park! We zagen verschillende dieren, die hier in de meadows stonden te grazen, met op de achtergrond de bomen die net groen begonnen te worden en bergtoppen. De route kronkelde voort, over wat net bergpassen waren en de zon ging nu echt wel onder met mooie roze hemels boven de vele bergtoppen tot gevolg. We staken ook de staatsgrens over naar de vijfde en laatste nieuwe staat van onze reis: Tennessee!

 

Toen we de weg afgereden hadden, was het echt wel donker maar pech voor ons, we moesten nog een klein uurtje verder en de kortste route was via de scenic drives in het park, met name de Little River Road. Ik hoopte op een zwarte beer (veel kans op in dit park), maar helaas.  Het werd al snel te donker terwijl wij kronkelden langs de vrij wilde rivier door een dicht bos. Toch ging de auto soms langs de kant – we hoorden een heel merkwaardig gepiep/gekrijs bij de plekken langs de rivier die een klein beetje meer open waren. We hebben ons echt zitten afvragen welk gek dier dat was, maar uiteindelijk was onze conclusie vleermuizen. We zagen er ook enkele. Daar was dan de afslag naar Townsend, ons overnachtings adres. Niet echt een stadje, maar enkele losstaande huizen in een brede vallei. Het was net 9u en blijkbaar sloten de weinige eetgelegenheden hier dan. Na wat rondrijden vonden we wel nog een family restaurant dat tot half 10 open was, en het eten was best OK. We houden wel van dit soort eenvoudige Amerikaanse restaurants. En dan op naar ons hotel, de Best Western Cades Coves Inn. Een eenvoudig motel, zoals we ze graag hebben. Het enige hotel waar we meer dan 1 nacht zouden verblijven deze trip en ook meteen het allerlaatste hotel van de reis, die er bijna op zat... Maar niet getreurd, er volgde nog een hele dag in de natuur van de Greaty Smoky’s – ik was echt super super benieuwd hoe ons dat zou bevallen, want vooral je hoort wel eens gemengde dingen over dit National Park.

4 mei – GREAT SMOKY MOUNTAINS NATIONAL PARK – een droom-dag vol natuur en vollen bak genieten!

 

Great Smoky Mountains National Park – dag vandaag! Goed geslapen in het super rustige Townsend, waar we alles nog peis en vree was toen wij om 6 u’s morgens al bij het hotel wegreden, op naar het gedeelte van het National Park dat gekend is voor zijn wildlife en enorm populair is bij toeristen. Het was maar een half uurtje rijden. We vertrokken in het donker, en na een 15 tal mijl rijden op de Laurel Creek Road kwamen we aan bij Cades Cove , een kleine vallei tussen groene heuvels gelegen. Het begon stilaan licht te worden, en aan ingang namen we een brochure mee met meer uitleg over wat er te zien is langs de 11 mijl lange loop road. Die is trouwens one way met twee dirt roads die two way zijn en waarmee je een gedeelte kan afsnijden. Het was super rustig, al toerden er al enkele auto’s rond. Allemaal op safari! Heel spannend, de verrekijker lag pakkensklaar! De lucht kleurde roze terwijl wij de stille vallei inreden! En wildlife was er wel terwijl wij heel traag het toertje reden: heel wat hertjes (white tailed deer), en bij het visitor center in de buurt ook kalkoenen (die heel grappig zijn).... Maar we bleven wel wat op onze honger zitten, want we hoopten op beren....

 

Ondertussen reden wij “op kop” en bochtje om bij het visitor center en een soort van oud kerkhof... zag ik iets zwart links van de weg! Jawel een zwarte beer!!! Joepie!!! We bleven natuurlijk veilig in de auto en vanuit de auto hebben we de zwarte beer heel lang rustig kunnen bekijken. Dat was echt fantastisch, want de beer negeerde ons en ging gewoon voort met zijn bezigheden. Zijn hoofdbezigheid was frisgroene blaadjes eten – de takken van een struikje bleven helemaal kaal achter! Het was heel leuke “ons” beertje met zijn poten naar te takken te zijn grijpen. Op zijn poep, of soms op zijn achter poten staand. Hap hap. De leukste berentoer werd vertoond toen een andere auto wilde komen meekijken: de beer klom razendsnel een boomstam in, vlak voor onze auto. En daarna toen die andere auto doorreed, kroop hij rustig weer naar beneden. Van ons had hij geen schrik 😊. Alleszins super leuk om te bekijken. De beer wandelde wat dieper het bos in, kwam weer wat dichter, en ging er ook even bij liggen. Hij ging een stukje verder langs de weg, terwijl wij voorzichtig volgden. Daarna trok hij via een soort wildpad een beetje dieper het bos in waar we hem ook nog op zijn achterpoten zagen staan om blaadjes te eten.... Wij namen afscheid en reden voort. Uiteraard kon onze dag niet meer stuk! We maakten de loop road verder af maar zagen geen beer meer. Het winkeltje op het einde bij de camping was nog niet open, dus nog geen koffie voor ons, en we begonnen voor het tweede maal aan het toertje. De zon stond nu al wat hoger en het was al ietsje drukker op de weg.

P1310406.JPG
P1310364.JPG
P1310348.JPG
P1310389.JPG
P1310376.JPG
P1310439.JPG

Nu genoten we vooral van de mooie omgeving, heel idyllisch hier, met glooiende weilanden, met bomen en struiken rijden, omgeven door bos, groene heuvels, hertjes in de wei en hier en daar een klaterend beekje of riviertje.   Zalig zo ’s morgens vroeg. In Cades Cove staan ook verschillende houten blokhutachtige huisjes – uit de tijd van het einde van de 19de-begin 20ste eeuw toen tot enkele honderden farmers hier heel afgelegen woonden. Met de oprichting van het National Park in de jaren 30 werden ze uitgekocht en moesten ze gedwongen verhuizen... We passeerden zulk een huisje (deze noemde de John Oliver Place) – we gaven er niet zo heel veel aandacht aan want zo’n oude geschiedenis is het nu ook weer niet (voor ons). Wat verder in een zijwegje in het bos ging de auto aan de kant voor een geocache wandeling, naar een knappe vleermuizen grot. Heel gerust waren we we er wel niet op met al die beren hier. Mooi bos, en plots hoorden we iets, toen we bij de grot kwamen. In het bos (eerst dicht bij ons maar gelukkig vluchtten ze snel weg): een mama beer en twee jonge beertjes die toch wel een beetje nieuwsgierig waren! Een hele mooie ontmoetting, die beren tussen de bomen, en ook wel een klein beetje eng! De berenteller stond op 4 – wij wandelden over het smalle bospaadje niet helemaal op ons gemak terug naar de auto...

 

Verder maar weer, op het gemakje, met af en toe een fotomomentje van de glooiende weilanden en heuvels...  drie eenzame historische kerkjes, en een prachtig riviertje. We reden tot het begin van de langere trails naar Abrams Falls – wie weet zat daar ergens een beer. Die (langere) wandeling zal voor een toekomstig bezoekje aan het park zijn. Bij het Visitor Center staan heel veel historisch cabins waarlangs je een wandeling kan maken, maar we zijn hier niet gestopt. We besloten optimaal te genieten van de natuur! Er was hier ook een soort van pioniers kerkhofje, met enkele mooie fruitbomen en lieflijke uitzichten. En daar was onze beer weer, heel diep in het bos nu, met heel veel pottekijkers (die uit hun auto gestapt waren en met grote lenzen gewapen het bos in trokken naar de beer, shame on them!). Het stuk van de looproad hierna vond ik erg mooi en schattig, kleine beekjes en enkele mooi gelegen houten cabins, indrukwekkende bomen, ... Een dichter stuk bos (geen beer meer, enkel soms fietsers in onze weg). En zo kwamen we weer op het einde van de loop. Heel tevreden, tot een uur of 8 was het hier toch wel lekker rustig geweest in het drukke Cades Cove. Nu was het echt wel tijd te maken dat we hier wegkwamen! Overdag is het hier file rijden! Deze keer volgden we Laurel Creek Road eens terwijl het licht was, door dicht bos (dat we goed bekeken met het oog op beren), op naar Townsend. We hadden nood aan koffie! Eerst profiteerden we er van om een foto te maken van het toegangsbord van dit National Park. In Townsend viel ons op hoeveel plaats hier was; een brede vallei en de weinige bebouwing allemaal ver van elkaar. Heel veel was hier niet; lekker rustig. Toen had Roel het goede idee in ons hotel te gaan ontbijten! Ah ja! Anders ontbijten wij heel vroeg maar nu kon het best een keertje laat! We genoten extra hard van de zelfgebakken typische Best Western wafels. Nam nam. Heel voldaan reden we nog een eindje verder weg van het park, voor een earthcache, om dan via Townsend weer terug terug te keren naar het park.

P1310468.JPG
P1310446.JPG
P1310480.JPG
P1310454.JPG
P1310485.JPG
P1310512.JPG
P1310541.JPG
P1310561.JPG
P1310575.JPG
P1310612.JPG

Onze eerste stop was bij de Little Greenbrier School, goed verscholen in het bos na een steilere zandweg. Toch was het hier druk, er was een echt schooltje aan het spelen!  Het houten schoolgebouwtje komt uit het einde van de 19de eeuw, en er staat nog origineel meubilair in, en ook een schoolboord. We vervolgden de groene Little River Road van 10 mijl, langs het prachtige bergriviertje. Een volgende afslag hier bij Elkmont. Hier liggen oude (beschermde) historische zomerhuisjes. Wij vonden het weer heel grappig wat de Amerikanen als historisch beschouwen. Je zou het ook de noemer oude koterijen kunnen geven. Toch was het hier prachtig voor een wandeling langs de Little River, met “ruines” van cabins, maar ook heel veel mooie flora en vele rondfladderende blauwe vlinders die maar niet op de foto wilden! Er liep hier ook een heel mooi kleiner beekje. We vervolgden de Little River Road tot in Gatlinburg, een enorm druk toeristisch stadje. Wel grappig omzien. Veel volk op de trottoirs die langs de restauranten en “attracties” liepen. Er zijn hier o.a. stoeltjesliften naar de omringende toppen en een attractie heeft zelfs de vorm van een dinosaurus. Wij kozen vanaf Gatlinburg voor de Roaring Fork Motor Nature Trail, weer een 11 mijl lange one way scenic drive.

 

Na een stop bij het (stads?) park, begonnen we er aan. Onze eerste wandeling was een beetje verrassing: Noah “Bud” Ogle farmstead, weer enkele grote houten cabins. Wij wandelden de hele korte loop (niet zo simpel, met veel losse grote rotsblokken op het pad en sporen van een bosbrand) die uitkwam bij een prachtige mini “mill”, zoals het type dat we gisteren al zagen, met een kleine verhoogde ‘goot’ op palen er naar toe. Idyllisch plekje al weer, en (uiteraard, in dit park vol wildlife) kwamen we ook  weer hertjes tegen! De weg kronkelde verder door dit prachtig bos, vol bloemen in alle kleuren. Heerlijk hier, hoewel niet spectaculair voelde je je echt in puur natuur. Wel even slikken toen we bij de parking van de trail naar Grotto Falls kwamen, die ik hier plande. Bomvol, met auto’s langs de weg. We hadden nog geluk, met een plekje vlakbij de trail head! Roel moest passen voor deze, al genoeg toeren uitgehaald bij “Bud’s Tub”. Gelukkig was ik hier niet alleen, amai. Ondanks het vele volk, vond ik toch een mooie trail door een mooi bos. Af en toe moest je door een klein beekje en verder ging het vrij steil omhoog, in totaal 1.4 mijl enkel. Ik schoot goed op en hoorde al gauw het klaterende water. Eerst een “gewone” waterval over de grote rotsblokken, ook mooi, en daar was dan de 7 meter hoogte waterval. Wauw, een hele knappe was dit hoewel niet zo heel groot. Hij viel boven een soort van uitholling/cave, zodat je achter de waterval kon stappen, via een klein paadje met veel mos langs! Heel speciaal was dat, in een groene waterwereld! Een aanrader deze trail. Tevreden daalde ik weer af naar Roel.

 

De Roaring Fork Motor Nature Trail werd mooier en mooier terwijl hij tussen de bomen kronkelde, en naast bergstroompjes, waar we af en toe met een brugje over gingen. Deze plekken waren echt machtig mooi, niet te omschrijven. Frisgroene bomen, klaterende riviertjes, bemoste stenen,....  Bijna op het einde passeerden we weer enkele historische cabins en ook “the Place of a Thousand Drips”, een waterval van 24 meter hoog, maar weer totaal anders dan voorgaande want het weinige water klatert hier in etappes van rots tot rots. Je kon hier over rotsen wat hoger klauteren. Een mooie afsluiter van deze knappe route die ik zeker niet had willen missen. We kwamen weer door het drukke Gatlinburg, het contrast kon niet groter zijn! We hadden grote honger maar iets vinden dat niet te druk was en we konden parkeren was hier niet zo simpel. Uiteindelijk kozen we maar voor een simpele pizza keet. Het was er super druk en het buffet was extreem goedkoop. Oei oei. Maar tot onze verrassing was het eigenlijk (voor de prijs toch) uitstekend. Een ideale snelle lunch voor ons. We trokken nu de bergen in aan de andere kant van het stadje, tegenover het National Park. Een hele steile weg vol haardspeldbochten (de Ski Mountain Road) bracht ons naar een soort ski gebied, en de andere route (Gatlinburg Bypass Road) terug naar beneden naar een prachtig uitzichtpunt op Gatlinburg en de Smoky’s. Hier zag je goed het contrast tussen bomen die nog in blad moesten komen en diegene die al fris groen waren.

P1310581.JPG

Tijd om ons weer in het park te begeven; de New Found Gap Road hadden we gisteren immers grotendeels in het donker gereden. Eerst maakten we een stop in het grote Sugarlands Visitor Center, voor de felbegeerde stempel in mijn paspoort. De weg begon weer te stijgen, want bij deze route moet je een soort pas over. We stopten hier en daar bij de viewpoints, bvb. bij de Chimney Tops. We leerden dat veel van de kale bomen ook kwamen door een soort van kevers (zelfs als in Alaska). En “boven” gekomen sloegen we de 7 mijl lange zijweg Clingmans Dome Road in. We waren hier weer in North Carolina – de weg eindigde bij een super drukke parkeersplaats vanwaar we al een heel weids uitzicht hadden; zij het wel een beetje wazig in de verte zoals ook de voorbije dagen het geval was. Op deze grote hoogte was het niet meer zo frisgroen. Overigens was de hemel ondertussen volledig dichtgetrokken, het leek er op dat er regen ging uitkomen maar dat was gelukkig niet het geval. Een heel breed pad van bijna 1km langs langsheen een soort dor dennebos bracht ons nog hoger – het was hier druk maar dat was erg grappig. Iedereen zag echt af om boven te komen; gelukkig stonden er veel bankjes. Naar beneden gaan ging iedereen duidelijk beter af. Boven aangekomen waren we op de hoogste piek van de Smoky Mountains – Clingmans Dome – met 2015 m hoog de hoogste van Tennessee en de derde hoogste van het Oosten van de USA (enkel verslagen door... Mt Mitchell and Mt Craig waar we een dagje eerder waren!). De uitkijktoren (een hele gekke, lelijk met een hellend vlak dat met een grote bocht omhoog ging) bracht me nog wat hoger boven de boomtoppen voor een 360 graden uitzicht op het National Park. Toch wel bijzonder. Roel luisterde ondertussen onderaan de toren de park ranger af en leerde heel wat interessants. Dat er hier maar 10 echt heldere dagen per jaar zijn, dat het vandaag nar vrijdag-normen heel rustig was, en dat we geluk hadden want dat er onweer was voorbijgetrokken. Er zijn hier blijkbaar langs de wandelroute ook meermaals per dag beren te zien. En dat klopte denk ik – bij het naar beneden gaan vielen de vele wildpaadjes echt op!

 

Waar de Clingmans Dome Road op de New Found Gap Road uitkomt, stopten we dan ook nog op de grote parking bij de eigenlijk “New Found Gap”: het hoogste punt van de route met zijn 1.538 meter, maar het laagste punt om de Smoky Mountains door te steken (en nieuwe gevonden in 1850, vandaar de naam). Hier was een soort van memorial rots waar je nog op kon, en ook een bordje voor de staatsgrens tussen Tennessee en North Carolina. We hadden nog tijd voor een bezoekje en na even twijfelen besloot ik toch te gaan voor nog een laatste wandeling die ik eigenlijk nog graag had gedaan, al moesten we hier wel weer voor heen en weer rijden, terug door Gatlinburg en verder oostwaarts, en daar dan de afslag in het parkgedeelte dat Greenbrier noemt. Een van de rustigere gedeeltes van het park. Een vlakke dirt road bracht ons langs een riviertje (dat weer enorm mooi was, met rotsblokken en fris groen), tot bij een parkeer plaats in het bos. Onderweg zagen we heel veel van die glanzende blauwe vlinders (met rode stippen), die hier in plasjes op de weg zaten te drinken en zich deze keer wel eindelijk eens op de foto lieten zetten. We vertrokken voor een laatste wandeling; we hadden nog een uur om een stuk van de Porters Creek Trail te wandelen. We volgden dus de trail, die eigenlijk een oude gravel weg is, lichtjes omhoog meanderend langs het stroompje. Een prachtig bos weeral, dat barstte van het leven. We kwamen mysterieuze oude muurtjes tegen, vaneen voormalige homestead. En een soort oud pionierskerkhof, helemaal overwoekerd. Veel mos hier ook overal! We wandelden tot net voorbij een brug over de Porters Creek, heel mooie vegetatie hier met ook paarse en witte bloempjes in en langs het stroompje. Hadden we nog een mijl verder gewandeld, dan waren we bij een waterval uitgekomen, maar we wilden het vallen van de avond voor zijn en maakten rechtsomkeer. Het mooiste aan deze wandeling waren zeker de prachtige bloemen overal, vele soorten en kleuren!

P1310614.JPG
P1310639.JPG
P1310620.JPG
P1310651.JPG
P1310680.JPG
P1310687.JPG
P1310702.JPG
P1310715.JPG
P1310727.JPG

Na nog wat snelle snacks op de parking, maakten we rechstomkeer, weer door Gatlinburg en langs de scenic drives, met nog een rondje door Cades Cove. We hoopten natuurlijk weer op beren, maar helaas, we hebben er geen gespot en het duister viel al weer snel in. Tijd voor onze laatste nacht op Amerikaanse bodem in Townsend! We hadden een topdag gehad, vol natuur. Het mooiste van dit National Park is toch wel dat je het gevoel hebt dat het hier barst van het leven (bloemen, vlinders, vogels, eekhoorns, beren,...) en dat je te midden van puur natuur bent.

P1310736.JPG

5 mei – TOWNSEND – ATLANTA AIRPORT – nog meer beren die ons uitgeleide doen naar huis - 350 km.

 

Onze laatste ochtend wakker worden in ons geliefde Amerika... Vaak betekent dat heel vroeg opstaan om een vlucht te halen. Deze keer niet, we stonden wel al om kwart na 5 op, maar dan om weer op wildlife safari te gaan. De valiezen werden een laatste keer in de rode racemachine geladen, en we lieten het hotel in het donker achter ons. Het was nog altijd half-donker toen we bij Cades Cove arriveerden, klaar om weer de loop road te tijden. We zagen veel hertjes terwijl het licht werd en mysterieuze slierten nevel over de weilanden hingen. Erg mooi, maar geen beer, ook niet op de plaats van “onze” beer van gisteren. We reden hier een daar een korter weggetje het bos in, reden de dirt roads de de loop road dwarsten (en mooi zijn om te rijden). Geen beer...  We zagen wel de kaalgewreten takken van onze beer van gisteren. We reden het rondje nog maar eens en amai, het werd toch al wat drukker! We werden opgehouden door fietsers en andere overdreven trage auto’s. Duidelijk zaterdag vandaag. Nu zal het al bij al nog releatief rustig geweest zijn – overdag is het hier blijkbaar 11 mijl file rijden... Bij het visitor center wilden we wel een kijkje gaan nemen. Er stonden hier al verschillende parkeerwachters en er was een grote weide klaargemaakt om te parkeren. Iets te doen of gewone drukte? Het visitor center was nog toe werd ons verteld dus wij reden voort, we moesten het rondje weer bijna volledig maken om dan de Parson Branch Road in te slaan, een dirt road die dwars naar de andere kant van het park gaat! Joepie, heel tof! Tot ineens, na enkele kilometers, onverwacht afgesloten! 

P1310749.JPG
P1310844.JPG
P1310808.JPG
P1310798.JPG
P1310787.JPG
IMG_6774.JPG
IMG_6772.JPG
P1310764.JPG
P1310772.JPG
P1310768.JPG
P1310876.JPG
P1310888.JPG
P1310881.JPG
P1310899.JPG

Dat betekende dat we over Townsend moesten rijden, oei dat was heel wat mijlen rond, maar zo konden we er wel van profiteren (na weer een half rondje loop road te hebben gereden)  om de Rich Mountain Road te rijden, het park uit. Die had ik de voorbije keren vergeten... Ook deze weg is een dirt road, 7 mijl stoebberen dus – de weg lag al bij al vrij goed. Deze route beloofde heel rustig te worden – enkel bij de start kwamen we een andere auto tegen, die leek te willen omkeren maar ons uiteindelijk volgde. En na nog geen kilometer op deze weg... voor ons, in het bos... drie donkere plekken langs de weg! Joepie, ongelooflijk, een mama beer en twee kleintjes! Een van de kleintjes verdween bijna meteen dieper de groene bosjes in; het tweede kleintje bleef wat langer in de berm bij mama beer. Wat schattig met die flapoortjes. Hij bleef meestal zowat achter mama beer staan. Mama beer hebben we heel lang kunnen bekijken – amai was me dat een nieuwsgierig beer. Veel gras/plantjes eten maar ook echt uitdagen naar onze auto maar vooral naar die auto achter ons. Hij leek ons wel te bedelen (wat geen goed nieuws is). Het was een mooie beer, zag er in goede conditie uit (beter dan beer van gisteren). Hij verdween over een boomstam wandelend het bos in, om weer terug te komen, nog wat rond te dralen bij de twee auto’s om dan weer dieper in het bos te gaan, waar de twee kleintjes nog liepen. Wij besloten dat het tijd was om door te rijden – na een fantastisch spectakel! Maar het spectakel was nog niet voorbij, na enkele bochten omhoog, was daar weer een donkere bewegende vlek! Het kon niet waar zijn – weer een beer en weer van erg dichtbij!  Deze zat links van de weg, waar de helling flink steil naar beneden ging. Ook deze beer nam uitgebreid de tijd om langs de weg te zitten eten. Ideaal om nog eens goed te bekijken vanuit de auto vanop een paar meter afstand. De beer trok zich echt niets aan van ons.

 

Uiteindelijk besloten we toch voort te rijden. Ongelooflijk, 8 beren gezien! Op deze twee dagen en telkens van zo dichtbij! Tja, Great Smoky Mountains National Park – fantastisch! De lichte teleurstelling van deze morgen in Cades Cove was volledig weg natuurlijk! We genoten vollen bak van de rustige dirt road door het groen, vrij steil naar boven over de Rich Mountain en dan weer naar beneden. Door dicht bos, enkele riviertjes, en uiteindelijk passeerden we het bord dat we het park verlieten. Nu kwamen we in een zone terecht met verspreide bebouwing, vaak met leuk gedecoreerde bostuinen en nog altijd een steile afdaling. Twee gelukken (eerst die beren) bij een ongeluk (afgesloten weg en ver omrijden) want we waren weer in de buurt van ons hotel, en hoewel we al uitgechecked waren besloten we weer van een laat ontbijt te gaan genieten. Onze laatste Best Western wafel van de reis.... Lekker uitgebreid genoten, en daarna door de mooie vallei van Townsend llinksom rond het National Park rijden.

 

Dat deden we via de Foothills Parkway – een weg die ik ook al aangeduid in fluo op mijn kaartjes voor de reis want het zou een hele mooie weg zijn blijkbaar. En dat was het ook, relatief rustig, op wat grotere hoogte met veel uitzichtpunten op het park en de vallei aan de andere kant. En een prachtige flora (zagen we vooral toen we in een bos wandelden): veel bloemen in alle kleuren! De weg is ook heel recht, heel ongebruikelijk hier. We kwamen uit aan een soort stuwmeren gebied. Lange smalle stuwmeren omringd door groene heuvels, met hier en daar een uitzichtpunt. Een beetje onverwacht, want totaal niet uitgezocht, kwamen we hier op een heel bekende route terecht, de highway 128 is hier de “Tail of the Dragon”, een stuk met 318 bochten (berg op en af) op een afstand van slechts 11 mijl, langs de grens met het Great Smoky Mountains NP, zonder zijwegen of opritten of zo. Het was hier heel druk, met motards en sportwagens. Best wel een toffe ervaring. Allemaal haarspeldbochten en in veel bochten stond een standje met sportfotografen die elke passant fotografeerden – die foto’s kwamen achteraf op hun internet site. Haha wie had gedacht dat we zoiets geinig zouden doen op slechts enkele uurtjes voor we in ons vliegtuig zouden stappen? Onderaan de bochten passeerden we de staatsgrens van Tennessee en North Carolina, zodat die ook nog eens op de foto konden, voor we uitkwamen bij enkele grote motard cafe’s (Deal’s Gap). Honderden motors hier, en ze verkochten allerlei Tail of the Dragon merchandise. Uiteraard stonden er ook een paar draken, en een boom waarin motards konden offeren (er hingen allerlei motoronderdelen in)  ter ere van de verschrikkelijke draak.

Langs groenblauwe stumeren en dichte bossen ging het verder, tot aan Fontana Dam, aan de rand van het National Park weer. Eerst stonden we onderaan de dam, en na wat rondrijden belandden we ook bovenop de dam. Wauw, zeer indrukwekkend en een beetje angstaanjagend. 146 meter hoog, en je mag er dus op rijden, met aan de ene kant het  grote Fontana Lake en aan de andere kant een diepe afgrond tot aan de rivier te midden van een prachtig uitzicht van groene heuvels. Fontana Dam was dus ons doel geweest toen we deze ochtend nog de Parson Branch Road hadden willen nemen. Veel later dan gedacht waren we er dus toch geraakt, maar veel toffe verrassingen gezien onder weg! Nu was het wel tijd om koers te zetten richting Georgia en de luchthaven... Nog enkele uurtjes rijden door een heel groen gebied vol National Foresten. Heel erg goed ging het dan ook niet voorruit. We reden via de gekste dorpjes en overal was best veel te zien. Bvb Murphy (alleen al voor de naam) was zo een plaatsje. Er een geweer kopen was blijkbaar geen probleem. Het Amicalola Falls State Park stond eerst op de planning maar sloeg ik met plezier over na al het fraais van die ochtend. Naast de weg, in het pittoreske plaatse Dahlonega (we zijn er wel alleen maar door gereden) vonden we wel nog de Clay Creak Falls. Wel wat weggestopt achter bomen, en het gekke was dat deze watervallen prive zijn! Onderweg aten we ook nog in een fast food keten die we deze reis nog niet gehad hadden: de Panda Express.

 

Nog altijd geen interestate en we verbaasden ons erover hoe groen en mooi ook Georgia was. Dit gedeelte van Amerika heeft echt veel te bieden, er liggen hier vast veel natuurpareltjes verstopt. Daar was dan toch de interstate! Toch gingen we er nog een paar keer af, bvb. bij Lake Sidney Lanier, omdat we hier nog een hele oude (uit 2000) geocache lag, de GC21 Lake Lanier. Dat mochten we niet overslaan, en na een korte wandeling door een bosje op een soort eilandje mochten we deze op ons palamares bijschrijven. Hier bij de picknickbanken namen we ook afscheid van onze coolbox, altijd het teken dat de reis er echt op zit, snif snif.... Via de interstate (5 rijvakken en toch wat file!) kwam de skyline van de gigantisch grote stad Atlanta dan toch in zicht! We reden zelfs dwars door die stad... Na een korte stop bij het Olympische stadion uit 1996 (hier was het druk, voor een of ander concert duidelijk gericht op de afro-amerikaan) en het bijvullen van de tank kwam daar de onvermijdelijke luchthaven in zicht... Een laatste geocache met zicht op de start-en landingsbanen... En dan de auto inleveren – het begon zowaar te regen terwijl we de rental center binnenreden -, mooi op het geplande tijdstip, ongeveer 3uurtjes voor onze vlucht die om 10u vertrok. Even verwarring dat we zoveel mijlen gereden hadden, maar nee hoor, achteraf moesten ze er zelf om lachen, die verwarring miles-kilometers (Canadese wagen in Amerika) kenden we zelf maar al te goed van onze hele reis. Deze Kia Sorrento was trouwens een van de fijnste huurwagens die we al gehad hadden. Lang wachten op het shutteltje naar de terminal, bagage netjes op gewicht afgeven, rondhangen op deze grote luchthaven en daar gingen we weer in een British Airways vliegtuig deze keer, bye bye Amerika.... Heel benieuwd wanneer mijn volgend bezoek hier zal zijn...

P1310906.JPG
P1310922.JPG
P1310927.JPG

6 MEI – TERUG THUIS

 

Een vlotte terugreis (veel geslapen) en rond het middag uur een korte overstap op terminal 5 van Heathrow. De laatste hele korte vlucht naar Brussel. Heel kort, zo kort zelfs dat slaper Roel bij landing vroeg waarom we nog op de startbaan in London stonden, hihi. Tegen 5 uur waren we weer in Westmalle! Alles perfect verlopen deze trip! En niet alleen perfect verlopen want wat een superreis hebben we gehad. De East coast is zeker heel anders dan de West coast. Daar is het meer het rijden op zich dat de attractie is, en dat hebben we toch wel wat gemist vooral in het Florida gedeelte waar het overal heel druk is. Aan die drukte, overal, moesten we echt wel wat wennen maar eens je die vergelijking met het Southwest-roadtrip gevoel hebt uitgeschakeld: wauw wat is er veel te beleven in Florida. En wat hebben we enorm veel dieren gezien. Elke dag was er wel een nieuwe dierenverrassing! Daar hebben we echt van genoten en dit heb je in het Westen toch niet of veel minder. Bvb de Everglades vonden we enorm indrukwekkend. Heel blij ook dat we andere staten aan de reis hebben toegevoegd, de weer totaal andere landschappen hier en bvb de rust van de Blue Ridge Parkway waren echt top voor ons. North Carolina en Tennessee komen zeker in de lijst van “daar moeten we nog eens naar toe”. De afsluiter in de Great Smoky Mountains was als een droom, met enorm veel natuurpracht en als klap op de vuurpijl de reis afgesloten met 8 beren! Op gehoopt maar nooit gedacht dat we ze zo goed zouden kunnen zien... Ook het weer was schitterend: slechts 1 uurtjes regen (dat was wel hele harde regen), en 5 druppels op de ruit toen we de car rental return van Atlanta binnen reden. Ook van de beruchte muskieten van Florida en de moerassen totaal geen last gehad. Niks dan meevallers dus en weer veel mooie Amerikaanse herinneringen rijker... Heimwee!

 

 

OPVALLEND:

Bomen, prachtige bomen gezien, heel onze reis door! En zo groen dat het in Florida en the “Deep South” is, heel gek voor zo’n warm gebied.

Zo veel vissers, de nationale sport vooral in Florida!

Amerikaanse vlag hing vaak half stok (voor overlijden Barbara Bush?)

Veel fietsers gezien, vooral in Florida

Er wordt veel Spaans gesproken, vooral in de Miami area. We hadden ook vaak de indruk dat ons Engels beter was dan dat van de locals.

Verkoop van boiled peanutes langs de weg. Roel heeft ze een keer gekocht in de supermarkt en het is blijkbaar heel vies.

Ontdekt dat we veel van onze typische vakantiespullen (plastiek bestek, doekjes,...) goed kunnen kopen in een tankstation

Ontdekt als heel lekker bij de picknicks: zelf ter plekke wraps maken! Beter dan dat vies Amerikaans brood

Er wordt enthoesiast water gesproeid in tuinen en parken

Vooral in Florida maar ook zeker in andere staten: “gated communities”, vaak met een sjieke inkom met slagbomen. We weten nu ook waarom zoveel auto’s een grote barcode op de zij ruit hebben...

Verkeer: Amerikanen zijn echt geen goede chauffeurs. Jammer genoeg op drukke plekken ook totaal niet sociaal bvb geen ruimte geven als je van rijstrook wil veranderen. In Florida wordt er ook snel getoeterd.

Druk verkeer, veel korte files, en aanschuiven bij verkeerslichten, vooral in Florida

In Florida mag je overal je portefeuille bovenhalen: elk stukje natuur of strandgebied is wel een betalend park, vaak met een flat rate wat korte stops erg duur maakt. Beetje irritant. (heel veel state parks)

Veel boardwalks, overdreven veel eigenlijk en meestal goed verzorgd. In veel parken worden de boardwalks en wandelpaden met een bladblazer schoon geblazen (! Rustig is anders)

Gek om met een Canadese huurwagen in Amerika rond te rijden: mensen dachten allemaal dat we er al een flinke trip op hadden zitten, en we moesten onze tom tom gebruiken om te controleren of we niet te snel reden in miles. En we zijn er nog altijd niet gerust op of de sun toll pas in Florida wel gewerkt heeft...

bottom of page