top of page

Schotland: Orkney, de Highlands en Edinburgh

13 – 22 juni 2015

2.500 km langs de schaapjes, prachtige bergen, veel zee en lochs, wildlife en bijna elke dag slecht weer

 

HOOGTEPUNTEN VAN ONZE TRIP:

  • Overnachten en eten op ons drijvend hotel op weg van en naar Engeland

  • De lieflijke Orkney eilanden met veel prehistorie en zon

  • Indrukwekkende sluizencomplexen van Fort Augustus en Neptunus Staircase

  • Dolfijnen-verrassing bij uit het uitvaren van de haven van Aberdeen

  • Nog veel meer dolfijnen tijdens ons boottochtje op de Moray Firth

  • Otters tegengekomen bij Loch Sunart

  • Scones met clotted cream eten

  • Wandelen en geocachen in het indrukwekkende Glen Nevis, Glencoe en Glen Etive

 

Link naar foto verslag:

KLIK HIER

 

13 juni – goed eten en slapen in ons drijvend hotel

 

Om half 1 lieten we Westmalle achter ons. Onze ferry naar Engeland zou pas vertrekken vanuit Ijmuiden om 17u30 maar het was toch nog een flinke rit van ongeveer 2 uur waarbij we onderweg nog iets aten in de La Place. We hadden nog wat tijd om rond te kijken en enkele geocaches te zoeken in de haven van Ijmuiden, waarbij we schippers nog een hele grote vis zagen vangen. Vanop het puntje van de havenwal waar ons schip “Princess Seaways” (van DFDS) tegenlag, hadden we een mooi uitzicht op deze indrukwekkende boot. Dan was het tijd om in te checken en dankzij onze “commodore” cabin status mochten we meteen op de boot rijden. Veel drukte op het autodek: enorm veel motards aan boord (die we later tijdens onze reis trouwens bijna niet zouden tegenkomen, pas vanaf Glencoe zagen we ze weer)! Onze cabin op dek 8 was prachtig, met weer gratis goed gevulde mini bar dus we schonken meteen een glaasje bubbels uit. Verrassend goed bed, en ook een kleine maar heel handige badkamer. We verkenden heel de boot (met verschillende restaurants, een bar, casino, winkel,...) en vooral de buitendekken natuurlijk om van daar de haven te bekijken.

 

 Om 17u werden de trossen gelost (grappig om te zien, lijkt ons wel een saaie job) en manoevreerde de boot langzaam de haven uit. Wij zaten al aan ons tafeltje aan het raam van het 7Seas buffet toen we Ijmuiden echt helemaal achter ons lieten. Het buffet was heel uitgebreid en lekker, en het kinderbuffet was onze favoriet, hihi. De boot schommelde heel erg dus het was wel balanceren met onze borden. Ook later op de boot waggelden we nog fameus heen en weer. Nog wat uitrusten, rondwandelen over de boot, een drankje in de Compass-bar,... en dan nog wat TV kijken (je kon ook kijken naar de camera-beelden vanaf de boeg van het schip) en op tijd gaan slapen. Dat gaat verbazend goed op zo’n boot!
 

 

14 juni – op naar het Noorden en de Orkney-eilanden!

 

Een lekker ontbijtje, nog wat rondkijken op de boot, en daar was al weer land in zicht. Tegen 9 u vaarden we de haven van Newcastle-upon-Tyne binnen, een mooi zicht want de haven is mooi met wat boten, een kade met mooie huizen, een burchtruïne,  en de vishal. Heel vlot reden we rond half 10 van onze ferry en passeerden de paspoortcontrole. Al na enkele honderden meters stopten we voor onze eerste geocache in de U.K. in een parkje. Het regende, dat beloofde! En daarna werd GPS ingesteld, we reden Noordwaarts, waarbij ik voor de kustroute koos voor het gedeelte tot Edinburgh. Dit was trouwens gek genoeg geen autostrade maar een gewone baan met slechts één vak per rijrichting. Mooi typisch Engels landschap, we zagen onze eerste schapen, en joepie, het weer leek droger te worden. We zagen onderweg een dode das liggen, zo jammer. Op de terugrit naar de ferry zouden we er trouwens ook weer één zien liggen...

 

Deze eerste dag was heel bewust een rijdag, we moesten ook de volgende ferry halen. Maar ik had wel twee stops uitgekozen om onze route leuker te maken. Tijd voor de eerste stop in Engeland: de Lindisfarne Causeway! Een weg die onder water loopt bij hoog tij en gaat naar Lindisfarne het “holy island”. Wij zaten nog net in de “safe time” dus dat kwam goed uit. Mooi hierover te rijden, tussen het natte zand, en langs de vlakke oevers/slikken en schorren vol roze bloempjes. Een klein wandelingetje op het eiland en we reden al weer terug. Officieel net op tijd, maar we zagen nog steeds geen water in de buurt van de causeway al zagen de waarschuwingsborden er wel spectaculair uit. Het stadje Berwick daar in de buurt zag er heel leuk uit en was ook één van de laatste voor we de Schotse-Engelse grens passeerden! Daar was een leuke wegparking voor gemaakt met de nodige signs en vlaggen. Leuke stop en we hadden meteen mooi uitzicht op een Schotse rotsenkust, onder een vrolijke zonnetje!

 

We reden langs bermen vol lupinen en flitspalen, en het verkeer werd drukker want we naderden de Schotse hoofdstad Edinburgh. In de verte op de zee zagen we verschillende grote boten. Opletten geblazen op de ring rondom de stad want we misten ons zelf een keer van weg. Wat verder reden we over de Forth Bridge, een brug over de rivier Forth (eigenlijk een zee-arm) die hier meer dan 2 km breed is. Een knappe hangbrug, maar vooral de spoorwegbrug die rechts van ons lag is heel bekend: ze dateert uit de 19de eeuw en heeft zo een speciale vorm (verschillende bogen naast elkaar). Wat nog impressionanter was, was de bouwwerf hier: er wordt een nieuwe brug gemaakt, sjiek dat ze dat kunnen. We hadden zowaar autostrade terwijl we verder reden langs grote steden als Perth en Dundee, en mooie landschappen met vrij gote bergen, en het zonnetje deed flink zijn best: de temperatuur steeg van 8° ’s ochtends tot rond de 15°. 

 

Onze hoofdstop voor vandaag was er zelfs één in volle zon: Dunnottar Castle, vlakbij Stonehaven. Een ruïne uit de duistere middeleeuwen van Schotland met veel geweldadige bijhorende verhalen. Maar wauw wat een ligging. Over een pad liepen we naar de kliffen waar de ruïne op een rotsklif voor de kust ligt, omgeven door andere afgesleten kliffen met kort groen gras, wat bloemetjes en kleine paadjes er op. Leuk om even op rond te wandelen. We waren hier trouwens niet alleen, misschien wel de drukste plaats van onze reis! We hadden wel geen tijd om de ruïne van binnen te bekijken maar dat zouden we sowieso niet gedaan hebben denk ik. We hadden namelijk nog een ferry te halen, en oei! We moesten ons nu toch wel haasten. Snel op naar Aberdeen! Met de hulp van onze GPS’en wisten we Northlink ferry in één keer te vinden, oef, want het was niet goed aangegeven, in de haven in de stad van Aberdeen en het was al 4u. We kregen een “KI” hanger voor in de auto, want wij gingen maar mee met een gedeelte van de route, tot op de Orkney eilanden (Kirkwall). De eindbestemming van de ferry was de immers de veel noordelijker gelegen Shetland eilanden.

 

Op het leuke boven-buiten-dek hadden we een goed zicht op de stad Aberdeen: volgens mijn reisboeken een grijze stad en zo zag het er ook wel uit. Ook zagen we weer het losmaken van de trossen (vooral veel wachten, dat moet een heel saaie job zijn) en keken we naar de bootjes en boten in de haven. Om 5 u vertrokken we dan, leuk zo op dek te staan en de haven verder te bekijken. We verbaasden ons over de schepen hier: zo plat vanachter, geen idee wat ze er mee vervoeren en het leken ons geen vissers. Nog maar net de haven uit was er al opwinding bij onze medepassagiers, en wat bleek, ze hadden dolfijnen gespot! Wat een topverrassing. Verschillende dolfijnen passeerden de boot. Vrij ver weg want wij stonden hoog maar toch hebben we ze goed kunnen zien. Echt top, deze ferry overtocht kon voor mij niet meer stuk.

 

Het grootste deel van onze verdere vaarroute was er geen land in zicht, en de boot was vrij saai; je had een lounge waar mensen (op de grond in slaapzakken!) lagen te slapen, een kleine schattige shop en een take-away restaurant, dat was het zo wat. Deze boot had ook cabins te huur maar daarvoor was onze overtocht toch net iets te kort vond ik. Alhoewel het toch 6 uren waren! We hadden gelukkig leesvoer meegenomen en we moesten ook nog eten, en het simpele eten van het restaurantje aan boord smaakte ons eigenlijk prima, vooral de dessertjes. Uiteraard gingen we ook nog regelmatig een frisse neus halen op de buitendekken. Hier werd het wel heel koud, en het bovendek werd op het einde van de reis toen er veel wind stond ook afgesloten. Vooral toen het (een beetje) donker begon te worden prachtige kleuren in de lucht en dan, ja joepie! Land! De Orkney eilanden, daar had ik zo naar uitgekeken. Tussen eilanden door vaarden we naar Kirkwall, de hoofdstad. Om kwart na 11 u meerden we aan het afrijden ging vlot. We moesten maar een kwartiertje rijden naar onze B&B, in het half donker. Grappig, zo laat en toch nog zo half en half licht. De landschappen vielen meteen op. Vrij veel vlaktes, veel water, veel vee, geen bomen (!) en heuvels in de verte. Onze B&B Hammersmith in Harray vonden we heel gemakkelijk. In een simpel grijs huis (met loslopende kippen en ingevallen schuur). We werden ondanks het late uur vriendelijk onthaald en konden meteen ons ontbijt voor de volgende ochtend uitkiezen. En onze kamer en badkamer waren ook dik in orde! Slapen maar na deze reisdag...!

 

 

15 juni – een zonnige dag te midden van de prehistorie op Orkney

 

Om 4 u ’s nachts scheen de zon al vrolijk binnen op onze kamer, amai, de zomernachten zijn kort op Orkney! Om half 8 schoven we als eersten aan voor het ontbijtje in onze B&B; het smaakt uitstekend met o.a. vers gesneden fruit en natuurlijk ook een typisch Schots ontbijt voor Roel. Onze gastheer wilde ons graag informeren over de mogelijkheden maar ja, ik had mijn huiswerk natuurlijk ook gemaakt. Hij wist ons te vertellen dat we geluk hadden qua drukte: er was vandaag geen cruise-boot aangemeerd wat blijkbaar zeer veel verschil maakt – ik moet zeggen dat het inderdaad qua toeristen drukte zeer goed meeviel, we waren natuurlijk niet alleen maar er waren zeker niet veel toeristen en we kwamen vaak dezelfde mensen tegen (de archeologische sites op Orkney zijn klein van omvang dus is het wel beter zo). 

 

Met de auto trokken we daarna op pad door de zacht glooiende heuvels op Orkney. Het is hier totaal anders dan Engeland of het vaste land van Schotland: geen bomen, ook weinig struiken, zachte heuvels, veel gras, veel verspreide bebouwing, veel koeien en schapen. Heel lieflijk eigenlijk! En overal overal water rondom je. Dat kon dan zee zijn, of wel binnenmeertjes (de zogenaamde “lochs”, al wordt het woord Loch in Schotland ook wel gebruikt voor zee-fjorden). Op Orkney kan je dan ook overal ver kijken. En ook veel gezien: zwanen op de lochs, heel opvallend! We leerden ook dat ze hier eerder Scandinavisch (Viking) genen hebben en geen Keltische achtergrond hebben zoals op het Schotse vasteland. Gaelic kom je er dan ook nergens tegen. Van onze gids zouden we ook leren dat de “cattle” (de koeien dus) nog maar een week buiten stonden omdat het het zo’n slecht nat voorjaar geweest was.

 

Ook opvallend: op heel veel plaatsen kom je standing stones tegen, vaak mee verwerkt mee in de weide-afsluiting. Eigenlijk kom je ze echt elke paar honderd meter tegen. Veel prehistorie hier op Orkney. Na een eerste ommetje langs de Loch of Wasdale reden we richting prehistorie (veel van de prehistorische vondsten op Orkney concentreren zich op het westelijk gedeelte van het eiland “Mainland” en dus vlak bij onze B&B). De eerste locaties die we aandeden bevonden zich al meteen tussen twee lochs, langs de ene kant een meer de andere kant zee, en waren verbonden door een smalle landtong/brug bewaakt door een fotogenieke eenzame standing stone. Hier liggen heel veel prehistorie schatten bewaard onder de grond, heel mysterieus allemaal. We reden eerst over de brug tot aan de Ring of Brodgar. Er kwam een bus aan dus ons even gehaast zodat we de cirkel voor ons alleen hadden. Op een heuvel, met dorre heide, prachtig gelegen met langs twee kanten water. Ongeveer 4000-5000 jaar oud. Heel indrukwekkend want meer dan 100 meter diameter en van de ooit 60 stenen staat ongeveer de helft nog recht (en een paar liggen plat). Het geheel is omgeven door een soort gracht. We daalden ook wat lager op de weide af – tot groot ongenoegen van een aantal wulpen-, naar een geocache, maar ook daar stonden nog een paar eenzame stenen. Terwijl de toeristen van de bus zich terughaasten wandelden wij nog even bij het kleine haventje met kleurige mini bootjes bij de loch. Ook sfeervol.

 

Slechts enkele honderden meters terug staan de Stones of Stennes in een schapenwei. Hier had je wat meer verbeelding nodig, want er zijn hier hier maar 4 staande stenen (terug rechtgezet trouwens) van wat ooit een kleine steencirkel was. Maar de ligging was prachtig met goed zicht op de Ring of Brodgar. Het maakte deel uit een groter geheel, volgens het interessant informatie paneel. En hier weer vlakbij had ik de tour van 10u geboekt in Maeshowe, een ondergrondse kamer van 4700 jaar oud. In het Visitor Center kochten we meteen een Explorer Pass te gebruiken op alle sites van Historic Scotland op Orkney (uiteindelijk 4 van de 7 bezocht). De grafkamer zie je al van ver liggen als groen heuveltje in een wei (met veel nieuwsgierige koeien). We hadden een grappig madammetje als gids, en we moesten allemaal de lange lage gang door voor we in de knap geconstrueerde (een beetje opstapeling zoals een bijenkorf)  kamer kwamen met grote hoekstenen en drie kleinere kamers met telkens een grote steen er voor. Allicht een grafkamer maar er zijn nooit botten in gevonden. Enkel het dak was niet origineel, omdat de Vikingen er ooit zijn doorgezakt. Ze hebben ook veel graveringen achter gelaten, teksten (speciale runetekens) maar ook mooie tekeningen bvb. een draakje. Eén keer per jaar vindt hier een bijzonder schouwspel plaats: op de kortste dag schijnt de zon er heel precies binnen, een beetje zoals bij de ganggraven in Ierland die we in 2006 bezochten. Na een uurtje kwamen we terug bovengronds.

 

We reden terug naar de Stones of Stenness want we hadden hier nog een wandelpaadje gezien, dat liep naar de resten van een neolitische nederzetting Barnhouse village van meer dan 10 huizen die vrij recentelijk zijn opgegraven. Heel mooi gelegen aan het meer (er was ook een vogelkijkhut), weer een sfeervolle plek en meer dan de moeite voor een bezoekje! Tijd om een heel klein stukje verder te rijden, maar we stopten heel veel, vooral voor geocaches die vaak bij een standing stone lagen, bvb. bij de Deepdale Standing Stone, bovenaan een helling met prachtig uitzicht over het groene en waterrijke Mainland! Bij een picknickplaats was een schattig huisje met grasdak gebouwd waar we verrast werden door zwaluwnesten. En we passeerden ook een aantal muurtjes, toch ook typisch voor Ierland/Schotland/Engeland. Het waren niet de eerste en ook zeker niet de laatste van de reis! (al zijn er op Orkney niet bijzonder veel).

 

 

En daar waren we dan bij Scara Brae (met volle bezoekersparking, maar op de site zelf was het gelukkig wel rustig), toch wel de grote Neolitisce trots van Orkney en net als de andere sites Werelderfgoed. Ik keek hier enorm naar uit, maar eerst eten, in de sympatieke en lekkere cafetaria van het mooie visitor center. Mmmm egg salad sandwich en scones. Daarna eerst naar de reconstructie (heel mooi gedaan en een beetje Mae Showe gevoel als je door smalle tunnels van opeengestapelde stenen moest lopen) en langs een klein paadje naar het “dorp” van 5000 jaar oud. Van bovenaf keken we hier naar de 7 huisjes met duidelijke indeling – je zag de haard en kasten – en de doorgangen. Alles omgeven door groen gras en op de achtergrond, eigenlijk tot tegen de huisjes een prachtig strand in een grote baai. Wauw, vooral de ligging maakt het plaatje hier af. Deze site is zeer uitzonderlijk omdat ze zo goed bewaard: door een storm is ze pas in de 19de eeuw bloot komen te liggen. Bij Scara Brae hoort ook een landhuis “Skaill House” dat enkele honderden meter verders ligt. Wij besloten dit echter over te slaan (te veel ander moois hier op Orkney) en maakten liever een wandelingetje op het strand onder aan de 5000 jaar oude huisjes. Wauw, een prachtig strand, “Skaill Bay”, het zonlicht deed alles blinken! Volop genieten, hier zo rondlopen. Daarna maakten we ook enkele extra tourtjes rondom de huisjes zelf, en bezochten we de tentoonstelling van het bezoekerscentrum.

 

 

Door de weidse Orkney landschappen reden we verder Noordwaarts, met een korte stop bij de mooi gelegen St Peter kerk en voor de afwisseling ook nog eens langs een standing stone, hihi. De auto ging weer langs de kant voor een magnifiek mooie wandeling die begon bij prachtige rotsen (heel grappige platen rotsen), maar dan de kust volgend steeg over een schattig paadje tussen de roze bloempjes (Engels gras) en standing stones langs de kliffen, tot aan heel indrukwekkend stukje kliffen met volop zeevogels “Marwick Cliffs” en een ronde toren. Het zonnetje deed goed haar best en we genoten volop van de natuur: konijntjes (!!!), steenlopers, alken, en vele Jan-van-Genten die onder de duizelingwekkende  kliffen cirkelden. Bij het terugwandelen was het uitzicht zelfs nog knapper.

 

Wat verder kwamen we dan bij het Noordwestelijke puntje van Mainland; hier ligt een eilandje, via een betonnen wandelpad te bereiken bij laagtij. Dat klonk mij bijzonder leuk te meer omdat er op het eiland nog meer ruïnes te vinden zijn, Brough of Birsay, van de Picten (6de- 8ste eeuw) en de Vikingen. Superleuk om naar toe te wandelen tussen de heldere getijden poeltjes vol zeewier en mooie rotsen en ronde stenen. De ruïnes hadden weer een zeer mooie achtergrond: we zagen hele woeste golven van hieraf tegen de kust beuken. We wandelden tot aan de vuurtoren aan de andere kant van het eilandje (waar trouwens ook een kleine maar echte grot was!) over een grassig pad. In het terugwandelen liep ik ook nog even tot de kliffen waar je puffins kon zien maar ze waren jammer genoeg net weg. Maar wauw, weer een prachtige omgeving hier! In het dorp Birsay zelf lag trouwens ook nog een indrukwekkende ruïne, Earl’s Palace, uit de 16de eeuw. Leuk om even te bekijken maar wat we er vlakbij zagen was nog leuker: Roel had al iets horen “blaffen” en toen we goed naar de baai keken zagen we op een drooggevallen zandbank zowaar een groep zeehonden, meer dan 10 exemplaren. Weer een toffe verrassing waar we toch even voor gingen zitten om ze door de de verrekijker goed te bekijken!

 

Met zicht op het eilandje maakten we wat verder nog een kleine maar mooiewandelingetje langs de zee en de rotsen, beginnend bij een oud vissershutje (om te schuilen) tot aan een afgesleten walvisbot dat hier was neergezet. In zee spotten we weer een zeehondje en in de weilanden een haas. Met de auto ging het nog tot wat een groepje standing stones (Stanerandy) zou zijn maar we waren niet onder de indruk (al veel fraais gezien vandaag natuurlijk). We volgden de noordelijke kustlijn van Mainland, langs het mooie meer Loch of Swannay tot aan de laatste prehistorische site die op mijn wislist stond: Broch of Gurness. Eigenlijk waren we hier net iets te laat (5u) maar we mochten gelukkig toch nog binnen. De sites zijn niet zo heel groot dus heel lang ben je er sowieso niet bezig. Nog maar net aangekomen zagen we al een zeehondje zwemmen! Mooie locatie weer, zo aan de zee met aan de overkant het Orkney eiland Rousay. Hier kwamen we iets tegen dat we nog niet gezien hadden: een groot rond gebouw (toren), zonder dak nu, maar je kon er wel in. Dateert uit de ijzertijd (meer dan 2.000 jaar oud) en is omringd door ruïnes van een Pictische nederzetting (minder oud). En er is ook een grote omwalling rond.

 

Hier vlakbij in de baai maakten we ook nog een wandeling op een wit strand (met heel veel zeewier), the Sands of Evie met weer prachtige kleuren van het water en de lucht. Ondertussen na deze drukke dag begonnen de buikjes weer te knorren dus op naar Kirkwall (met nog enkele geocaching stops in de kleine dorpjes die we passeerden). We passeerden weer de plek waar onze ferry ons gisterenavond laat afzette en vonden wat verder een parkeerplaats bij het haventje van Kirkwall. Hier waren vast wel veel restaurantjes, maar euh, nee?! Dat viel tegen. Enkele pubs langs de haven maar in het stadje zelf met zijn nauwe straatjes vonden we niets! We zagen wel de Sint Magnus Cathedral, een grote roze kerk en wandelden rond in de bloementuin van Tankerness house (een museum). Uiteindelijk belandden we in een pub/restaurant vlakbij onze auto voor een hamburger. Het eten was OK maar erg gezellig zitten was het er jammer genoeg niet.

 

Snel maar weer in de auto en we reden (weer bijna langs onze B&B en de prehistorische monumenten – Orkney Mainland is klein en dat is wel erg prettig eigenlijk) naar de andere kant van Mainland, naar het andere havenstadje Stromness. Zeer nauwe straatjes, wel grappig om door te rijden (en dat dat mag!). En hoe toevallig, onze ferry voor morgenvroeg vaarde net de haven in, een leuk zicht maar het haventje van Stromness is dan ook erg mooi gelegen. Na een stop bij het bronnetje in het dorp reden we tot voorbij de golfbaan (die hebben ze in Schotland echt overal) om onze auto te parkeren op één van de landpunten van Orkney, voor een wandeling langs het kustpad. Weer prachtig met uitzichten op de baai Scapa Flow, en de eilanden Hoy en Graemsay. We zagen ook een zeehondje rondzwemmen en een bunker uit de tweede wereldoorlog. Ideaal om onze dag mee af te sluiten al reden we ook nog even de woonwijken van Stromness in voor een kort wandelingetje over de lokale kerkwegels naar een hoger gelegen uitzichtpunt. En dan, op naar onze B&B! Het blijft hier zo laat licht dat het bedrieglijk is maar het was eigenlijk al lang bedtijd voor een vrij korte nacht. Het was een topdag! Ik zou zelfs niet kunnen kiezen welke site of wandeling ik nu het mooiste vond, overal op Orkney is de sfeer alleszins heel bijzonder.

 

16 juni – langs de Noordwestelijke Highlands en op naar de regen

 

Om half 5 ging de wekker al en scheen de zon ook al volop, bijzonder toch. Een uurtje later gingen de tassen al weer in onze auto en door velden en heuvels met opvallend veel vogels reden we naar de haven van Stromness. Nog even wachten en we mochten aan bood van de Northlink ferry die om half 7 al vertrok. De ferry heeft trouwens ook cabins, dus we hadden eventueel ook al op de ferry kunnen overnachten maar dat had ik nogal laat gezien. Op het dek was het zalig met een vrolijk zonnetje (en verder op de route veel wind die ons weer naar binnen deed vluchten). De haven van Stromness verdween achter ons: met een beetje spijt in het hart liet ik Orkney achter ons. Het was de verre verplaatsing meer dan waard geweest! Op één dag hadden we heel veel van Mainland kunnen ontdekken (eigenlijk enkel het zuidoostelijke puntje niet). De ferry vaarde tussen de Orkney eilanden door en volgde daarna het rotseiland Hoy. We zagen kliffen vol vogels en passeerden de “Old man of Hoy”, dat is een gekende vrijstaande rotspilaar van meer dan 130 meter hoog voor de kust van Hoy. Op de ferry was het trouwens enorm rustig, bijna geen andere passagiers! We konden dus rustig koffie drinken en de sandwiches opeten die onze B&B had meegegeven.

 

Al snel kwam er al weer land in zicht en tot mijn grote verrassing bleek dit al het Schotse vasteland zijn, slechts 1,5 u varen! Ik dacht dat het veel verder was. We reden door het kleine haventje van Scrabster en de weg ging omhoog langs de baai tot bovenaan een mooi strandje met uitzicht op onze ferry die al weer vertrokken was. We wilden even naar het strandje maar euh, de toegangsweg was een touw langs een heel steile helling. Niet dus. We twijfelden nog even om naar het meest noordelijke puntje van het vasteland te gaan (Dunnet head) maar we hadden nog een flinke rit voor de boeg dus hebben we hier toch maar voor gepast. Onze eerste stop was in het stadje Thurso waar we langs kliffen wandelden naar een plaats met zeegrotten, maar door het hoge tij waren deze zelfs niet te zien; door enkele trappen af te dalen stonden we wel heel dicht bij de golven die op de rotsen beukten, een indrukwekkend zicht!

 

Onze route van vandaag bracht ons langs de Noordwestelijke Highlands, altijd de kust volgend. Het eerste stuk was niet heel erg speciaal, al was er wel een stukje door een mooi oud bos vol boshyacinten (zouden we nog zien). We passeerden ook windmolens en een electriciteits plant. In de buurt van Reay namen we de zijweg naar Sandside Beach, door de duinen naar de monding van een klein riviertje, erg mooi, met zicht op de electriciteitsfabriek. En overal bordjes met waarschuwingen dat er radioactieve zaken op het strand konden liggen, brrrrrrrrrrr. Op het einde van de weg volgden we nog het kustpad hoekje omlangs een klein haventje waar de golven op de muren beukten en naar een mooi klein strandje vol rotsen. Ondertussen was de blauwe lucht een volledige wolkenlucht geworden helaas. Slecht weer op komst!

 

De route ging verder, nu echt de ruige highlands in! We passeerden heidevelden (die waren nog heel dor), vele schapen (vaak op de weg) en bij het uitstappen merkten we dat dit eigenlijk (natte) veengebieden zijn; op verschillende plaatsen stonden ook afgestekte turfplakken te drogen (je ruikt hier ook vaak dat ze met turf verwarmen). Vaak langs de weg ook prikkende struiken met gele bloemen die enorm sterk en lekker ruiken. Bij het schiereilandje van Strathy Point reden we zo ver mogelijk, parkeerden de auto, en wandelden tussen de heuvels, de schapen en de roze bloemetjes naar de eenzame vuurtoren. Het zou hier een uitstekende plek zijn om walvissen te bekijken maar die konden we niet spotten. Wel de zee die heel hard op de kliffen beukte en veel zeevogels waaronder jan-van-genten. In een zijstraatje van de toegangsweg kwamen we in een mooi stuk highland met dorre hei en weidse vergezichten.

 

In het dorpje Bettyhill stopten we bij het visitor center: klein maar gezellig maar we aten er superlekker met als afsluiter voor mij appeltaart met custard en scones voor Roel. Mmmm! Het kleine museumpje Strathnaver Museum er vlakbij lag in een kerk omgeven door een oud kerkhof en was volgens mijn reisgidsen een echte aanrader. Het hoofdthema is de clearances (waarbij in de 19de eeuw de bevolking in deze streek plaats moest maken voor schapen, nog altijd de reden waarom hier zo weinig mensen wonen) en een deel over een bepaalde schotse clan. We vonden het echter tegenvallen, eerder een collectie rommel. Een wandelingetje wat verder over een schattig paadje door de weilanden naar een mooi strand/monding van een beekje vonden we meer de moeite. Hier begon ook de autoroute Strathnaver trail, die we een klein stukje volgden. Er waren wat prehistorische stops. Zo stopten we bij Achcoillenaborgie Broch (ook weer zo’n oude “toren”, meer dan 2000 jaar oud maar nu eigenlijk een grote steenhoop waar je vergezeld door schapen rond kan gaan) en bij de Coilla Na Borgie Horne Chambered Cairns (tombe, heel groot). Dat alles in een mooie vallei langs de rivier, met veel schapen. En helaas begon het te regenen... De hele route zou te lang zijn en Roel had nu wel genoeg van al die steenhopen, dus maakten we rechtsomkeer.

 

 

We kwamen nu in een wondermooie streek, echt jammer van het slechte weer waardoor de uitzichten heel beperkt waren. Er zijn hier verschillende riviermondingen: heel grote rivierdelta’s met veel kleur en zandbanken. Prachtig. Zo eerst de Kyle of Tongue. Hier is een soort van brug over de grote riviermonding, heel ferm. Maar helaas, gietende regen. Hier stoppen had dus niet veel zin. En we moesten dringend tanken; deze streek is echt zeer verlaten dus veel opties heb je niet. Maar oei, de diesel in het tankstationnetje was op! Niet goed, op naar het volgende dorp met tankstation, dat zou Durness zijn, nog meer dan 40km. Dat moest dan maar. Na de dorre woeste highlands eerder op de dag kwamen we nu weer in een groener gedeelte (met veel bergen die zich dus verstopten achter de wolken). Daar was het wondermooie Loch Eriboll, prachtige kleuren in een mysterieuze omgeving (is ook weer zee) misschien ook wel door de vele wolken. We waren vandaag al veel schapen tegengekomen op de weg, maar hier werden we opgehouden door koeien op de weg, haha! In het loch mondde een heel schattig riviertje uit, met watervallen en poeltjes en mooie rotsen. Prachtige plek om even rond te dwalen, zelfs in de regen.

 

Door die zee/rivierinhammen moet je telkens een hele bocht ronden op je route – zo reden we nu rond Loch Eriboll. Vlak voor Durness was er een prachtig strand waar we via trapjes en een schattig paadje naar afdaalden. Prachtige mooie rotsen met veel roze, speciaal gevormde stenen, inhammetjes en zelfs een soort van verborgen grot. Daar was dan Durness, eerst tanken, oef. En een bezoekje aan de attractie hier, dat is Smoo Cave. Daar had ik over gelezen maar toch een verrassing hoe mooi het hier was. We daalden weer via een hele serie trappen af tot een houten brug over het riviertje dat uit een hele grote grot kwam, en dat alles in een soort kloof (zee/riviermonding). Een grote spectaculair grot opening met veel plantenbegroeiing, heel sprookjesachtig. Een schattig paadje langs het riviertje bracht ons te midden van deze grote ruimte waar je via een knuppelpaadje in de zijgrot kwam. En wauw, hier was een knappe waterval. Heel spectaculair allemaal. Je kan ook boottochtjes maken in de grot, maar de laatste tour was net teruggekomen. Wat een pech, was vast enorm de moeite. Het was al bijna avond en de GPS wist ons te vertellen dat we nog twee uren moesten rijden naar ons overnachtingsadres, dus nu we terug diesel hadden konden we er weer vaart inzetten, terug zuidwaarts!

 

We passeerden eerst weer zo’n spectaculaire zee/rivier inham met veel zandbanken, Kyle of Durness, en reden weer door een ruw woest berglandschap met valleien en veel watervallen langs de rotsen. De regen viel met bakken uit de lucht dus hoe die watervallen daar kwamen begrepen we al. Vooral de omgeving van het plaatsje Unapool vonden we prachtig!  We kwamen bij een prachtig dramatisch meer, Loch Assynt. Hier lag een ruïne, Ardvreck Castle (15de eeuw) op een eilandje? Nee via een heel smal paadje kon je er naar toe. Leuk wandelingetje en mooie omgeving ondanks het weer. Een paar honderd meter verder lag nog een deel van de ruïne. Wat verder vergaten we de regen al snel want daar stond een hert, eenzaam en alleen gras te smullen in de gietende regen. Geen kleine ree maar echt zo’n groot hert. We keken vanuit de wagen een hele tijd toe. Verder op zowaar een hele kudde en wat verder nog één. Dat was voor ons een mooie afsluiter van deze rit door mooie landschappen. De ongetwijfeld prachtig schiereilanden van Assynt en Coigach lieten we trouwens “rechts” liggen. Niet genoeg tijd (de wegen hier vorderen niet zo snel) en met dit weer...

 

Om half 8 waren we op onze bestemming: Ullapool! We reden door dit kleine schattige stadje maar onze B&B Tig Na Failte lag in een straat vol kleine schattige huisjes met verzorgde tuintjes langs de zee inham van Loch Broom. Geen gewone B&B kamer deze keer maar wij sliepen in de chalet achter het huis, omgeven door een mooie bloementuin. Een erg hoog schattigheidsgehalte! De chalet was heel schattig en heel mini. Een heel klein livingetje met zetel en tafeltje met twee stoelen (het paste net), zeer kleine badkamer en een vrij grote slaapkamer. Ideaal voor een nachtje. Met de auto trokken we terug naar het centrum – eigenlijk hadden we even goed kunnen wandelen want het was vlakbij. We parkeerden in de buurt van “de klok”, een herkenningspunt in het centrum en wandelden de hoofdstraten af op zoek naar een gezellig restaurantje. Er waren er een stuk of 5 maar oei, allemaal bomvol, bij sommige mochten we zelfs niet wachten tot er iets vrijkwam. We wandelden langs de haven waar vele vissersboten lagen; ééntje kwam net toe, langs de typische witte huisjes. En ja, we vonden toch eten, in de Arch Inn, hoewel we eerst moesten wachten aan de bar. Maar ik had nog maar net één slok gedronken van mijn cider (mmm lekker) toen we al aan tafel mochten. Lekker gegeten maar het was zo druk in de kleine zaal dat we blij waren toen we terug buiten stonden voor nog een wandelingetje langs de haven tot in het parkje. Tegen 10u waren we terug bij onze chalet; hopend op beter weer de volgende dag!

 

17 juni – door ruige landschappen op naar Nessie

 

Helaas hoorde ik ’s nachts de regen al hard tokkelen op ons challetje! ’t Was wel een beetje onhandig om ons klaar te maken omdat het zo mini was, maar het is toch gelukt en we aten ook van het al even mini-continental-ontbijtje dat al van de avond vooraf in onze chalet was klaargezet. Voor we Ullapool rond een uur of half 10 achter ons lieten, maakten we eerst nog een wandeling in het parkje langs het riviertje vlakbij onze B&B. Waar er in de highlands geen bomen groeien (heel raar eigenlijk) waren we nu in een groenere streek met wel veel bomen. We volgende Loch Broom (zee inham) en op het uiteinde van Loch Broom reden we nog een tot op het einde van de doodlopende kant aan de andere kant van het Loch. Dat was niet gepland, maar het was een hele schattige omgeving, met muurtjes en schapen. Die schapen zijn heel leuk maar ik ontdekte ook een nadeel: ze laten iets achter waar je in kan trappen. Daar ben ik deze reis helaas een paar keer ingeslaagd en is wel even vloeken! Langs deze weg stond een jong hertje in de wei (dat geraakte er blijkbaar niet uit) en verder rijdend zagen we dat de bergen rondom ons nog plekken sneeuw hadden – dat zou ons nog meer opvallen deze reis – wel straf want zo hoog zijn ze nu ook weer niet en we waren midzomer?

 

Een volgende stop tussen de bomen was bij de Corrieshalloch Gorge (Falls of Measach) waar tussen de bomen een kloof verstopt was met een hoge smalle waterval van 40 m hoog. Vanaf hier volgden we de A832 langs de kust richting Gairloch. Eerst ging die door een prachtig ruig gebied, een soort hoogvlakte. Hier vertrekken vast prachtige wandelpaden. Helaas hadden wij dus regen! Gelukkig hadden we de reis de gewoonte gemaakte om ’s morgens op onze kamer altijd een thermos fles thee te vullen en dat deed toch altijd deugd! We passeerden een mooi riviertje en daalden weer af, naar Little Loch Broom. Weer enorm mooi!  Er was zelfs een flauw zonnestraaltje af en toe. Weer een kaap ronden en zo kwamen we bij Gruinard Bay. Adembenemend mooi met bijzonder blauw water, de bergen,... De volgende baai heette Loch of Ewe en de wegen bleven heel mooi. De magen begonnen te knorren en dat kwam goed uit: we waren bij Interewe Gardens, een gekende botanische tuin. Niet bezocht maar met bezoekerscentrum dus uitstekende lunch! En ja, der liep er ene rond in kilt – dat zouden we ook in Edinburgh nog zien.

 

Daar was dan Gairloch: verschillende uitzichtpunten op de baai. Op twee plaatsen zagen we mensen heel gefascineerd met kijkers in de zee turen. Geen idee wat ze zagen, dus de tweede keer ben ik het gaan vragen (Roel maar lachen...), stiekem hopend op een dolfijn of walvis. Ze zagen een duiker (vogel) en ik mocht ook even door de telescoop kijken. We volgden de doodlopende weg die vanuit Gairloch op een schiereiland liep (B8021): Schotland weer op zijn mooist: smalle weg, schapen, kliffen, ruig,... Je hebt hier hele steile kliffen waar we naar toe wilden wandelen maar aangezien je dan een riviertje over moest steken durfde ik niet verder, dus bleef onze wandeling beperkt tot wandelen op de pebble stone beach (niet simpel). Op het begin van het schiereiland wandelden we naar een zeegrot. Hier lag en geocache; een heel avontuur want heel glibberig (der belandde er dan ook één tot aan zijn knie in een tidal pool), slecht weer, goed verstopt,... Ik zag hier een zeehondje vlak voor ons in zee (leuk!) en ja lap, het begon weer hard te regenen. Een laatste blik op deze baai was vanaf de Gairloch Memorial, waar Roel aan de praat raakte met een oud mannetje die vertelde dat het de afgelopen 8 weken in totaal... 2 (!) dagen goed weer geweest was.

 

Onze route ging verder langs het lange smalle meer Loch Maree; we trokken weer de highlands in en maakte toch behoorlijk wat fotostops. De route Kinlochewe-Torridon had ik op de kaart aangeduid als een must do. En inderdaad, zeer de moeite! Zo ruig, hoge bergen; het is een soort berglandschap. Zo kwamen we weer bij de zee (tja, de Schotse kust is zo extreem grillig, de zee is eigenijk overal vlakbij) en in het plaatse Locharron kozen we voor een vroeg diner in het Waterside Cafe. Een heel sympathiek adresje, vlakbij het water. Het eten was simpel maar we genoten van de gezellige sfeer. En verbaasden ons over een groep toeristen (van de camping) die enkel (gratis) water, een paar porties friet en iemand zelfs helemaal niets namen.

 

Weer een “doorsteek” en weer kwamen we bij een zeeinham, deze keer vlakbij het eiland Skye (waar we niet naar toe geweest zijn maar waar ik wel al eerder was). Eerst mooie uitzichten (en een familie zigeuners!?) en zo daalden we af naar Dornie met zijn beroemde Eilean Donan Castle. Ziet er heel stoer uit, recht uit een film over ridders of zo, op een eilandje in het water, verbonden met het vasteland via een bogenbrug. Oorspronkelijk 13de eeuws, met een spannende geschiedenis maar het is verwoest geraakt en pas begin 20ste eeuw weer opgebouwd. Desondanks heel fotogeniek en het was al gesloten, maar je kon er wel nog naar toe en rond lopen wat wel leuk was. Vanaf Dornie hadden we trouwens ook weer het gevoel terug in de bewoonde wereld te komen; een gevoel dat (even) ophield op de weer prachtige route door de hoge bergen van Glen Shiel (glen=vallei) – weer veel sneeuw op de toppen hier.

 

Ter hoogte van Invermoriston kwamen we zo bij misschien wel de meest beroemde plek van Schotland: Loch Ness! Het is niet de mooiste plek van Schotland: “gewoon” een heel lang vrij smal meer te midden van beboste heuvels maar toch wel indrukwekkend als je bedenkt dat het dieper is dan de Noordzee (tot 230 meter) dus ik kan mij wel voorstellen dat Nessie hier toch rustig woont ondanks de vele toeristen. Al geocachend reden we de oever af met vele stops (oa bij het bekende Urquhart Castle maar dat kan je na sluitingstijd niet eens zien liggen, zo afgesloten!) waarna we plots in een veel liefelijkere streek – in vergelijking met de eerste dagen van de reis – terecht kwamen. Veel mooie bomen (en in een wei nog een reetje), bootjes op de kanalen, en wat verder ook een heuse stad: Inverness. Die stad is best uitgestrekt! We reden door het centrum, en passeerden de rivier en het kasteel dat er langs ligt. Ons hotel de Holiday Inn Express Inverness lag buiten het centrum in een soort winkel/industriegebied. Het was al na 10 u en we moesten best wel even zoeken naar het hotel, dus we waren heel blij toen we het eindelijk vonden.

 

18 juni – een heel succesvolle dolfijnentrip!

 

Weer goed geslapen en na een tegenvallend Holiday Inn Express ontbijt vertrokken we om half 9 al weer. We reden eerst een stukje oostwaarts om de auto te parkeren aan de rand van het bos bij Cumberland’s stone, een grote rotsblok met zijn naam er in gegraveerd en verbonden met veel historische verhaaltjes. Van hier wandelden we naar het Culloden Battlefield – hier vond in 1746 een grote veldslag plaats. Eigenlijk een groot grasveld met een aantal eenvoudige gedenktekens. Roel vond het heel saai dus we draaiden al snel terug en reden naar nog een laatste stop hier: de Clava Cairns: drie graven (tombes met kleine stenen) uit de bronstijd tussen een aantal bomen. Ook hier was ik al eens geweest. Rustgevend plekje en je kon ook via een soort gang in de tombes. Tijd om nog een uurtje te rijden want we werden ergens verwacht.

 

Om half 11 had ik een tour geboekt met Ecoventures -  vanaf Cromarty op het einde van het schiereiland Black Isle. Het verkeer was hier vrij druk (zeker in vergelijking met de afgelopen dagen). Even zoeken in het kleine dorpje (700 jaar oud en heel schattig) maar dan het kleine bureautje gevonden en we werden bijna meteen in zo’n grappig pak gehesen en we kregen ook een oorverwarmers-band. Zo uitgedost waggelden we naar het haventje. In het bootje (zo’n soort opgeblazen speedboat) was maar plaats voor 12 en wij zaten op de laatste rij. In het midden stond kapitein Sara recht. De haven uit en de baai op, in het smalle stuk tussen de Cromarty Firth en de Moray Firth. Moray Firth is de zeearm gekend voor de dolfijnen kolonie die er leeft (bottlenose dolphins, ze worden hier extra groot, tot 4 meter groot).  Het eerste wat hier opvalt en dat al van ver te zien is zijn de boorplatformen, gelukkig zijn ze  hier enkel in de wacht of in herstel. Wel heel spectaculair om zien. Ik was hier nog naar aan het kijken en we waren nog maar 5 minuutjes onderweg toen we de eerste dolfijnen al spotten! Wauw, ik kon niet geloven dat we zo snel zoveel geluk hadden. De dolfijnen waren in “feeding” fase, wat betekende dat ze niet enorm veel bovenkwamen en niet speelden of zo maar toch enorm leuk om zien. Je kon hun rugvin en kopjes goed zien. Eén dolfijn had haar jong bij dus dan zag je twee rugvinnen bij het bovenkomen. Niet zo simpel trouwens dolfijnen spotten, ze kunnen echt overal rondom de boot bovenkomen; keek je naar voor dan waren ze plots achter je. Het waren er ook vrij veel (15 tot 20?). We werden er echt door omgeven, enorm spectaculair. En soms vlakbij de boot. Toen de zon op het water scheen zag je ze ook onder water zwemmen, knap om zien en handig want dan wist je waar ze waren. Op het stuk waar de stromen botsten waren er meer golven en zag je ze echt over de golven surfen. Ook ons bootje schudde hier meer.

 

Na een dik uur lieten we de dolfijnen achter ons en gingen we naar de vogelrotsen, met  alken, drieteenmeeuwen, zeekoeten en aalscholvers. Er stonden zelfs oorlogsbatterijen op de rotsen hier! En we zagen even een zeehondje zwemmen. Ook kregen we hier warme chocomelk met een koekje. Daarna was het tijd om op de baai van Moray Firth high speed over de golven te racen! Fun! Daar houden we van. Op een bepaald moment zag ik in de verte nog enkele dolfijnen zwemmen. En zo met een grote bocht kwamen we weer in de haven van Cromarty. Nog enkele foto’s genomen in onze grappige pakken in het haventje en onze tour zat er na 2 uurtjes op. Een aanrader, ook zonder dolfijnen te zien had het leuk geweest, maar nu was het helemaal top natuurlijk. In een donkere onvriendelijke pub in het dorp gingen we nog wat bekomen met een hele kan koffie, voor we met de wagen nog wat door de straatjes van het oude dorpje toerden en reden over een smalle weg tussen de weiden hoog boven zee met mooie uitzichten tot de tip van het Black Isle voor een korte wandeling. Ik bleef over zee turen op zoek naar dolfijnen maar helaas er geen meer gezien.

 

In plaats van de grote weg terug, namen we nu een kleinere weg parallel aan de Moray Firth waar vele geocaches lagen, en we vaak tussen de gele bloemenpracht reden. In het schattige dorpje Rosemarky deden we picknickboodschappen in de kleine dorpswinkel die we opaten op het einde van de landtong Chomarky Point die hier in de Moray Firth baai uitsteekt. Er is een golfterrein, op het einde een vuurtoren met parkeerterrein en vele mensen met verrekijkers. En veel wind. Toch genoten van ons wandelingetje hier langs het strandje met de weidsheid van de ruige zee hier en heel wat bloemenkleur maar helaas wel weer geen wildlife gezien.

 

Via het plaatsje Beauly (ik had Beauty gelezen maar achteraf gekeken op de foto’s was het toch zo grappig niet) reden we naar een streek vol groene valleien. Eerst door de Strathglass valei: mooie bomen, bossen, weilanden (schapen in de wei deze keer en niet op de weg). Heel mooi hier! Lieflijk. Zo kwamen we bij ons eigenlijk doel: de smallere valei Glen Affric. Volgens mijn reisgidsen één van de must do’s van Schotland. Het was er zeker mooi en groen maar geef mij toch maar de ruige highlands. Een vrij lange single road track kronkelde door het bos. Halverwege de vallei ging de wagen aan kant op een verzorgde Pay&Display parking (heel irritant systeem. Er stonden niet eens andere wagens dus we hebben dan ook niet betaald) voor Dog Falls wandeling. Een wandeling van enkele kilometer door het bos naar een waterval/stroomversnelling  in de rivier. Het eerste deel was leuk langs kleine paadjes door veel mos en extreem veel blauwe boshyacintjes. Het tweede deel ging langs een grotere weg met hier en daar uitzichten. Qua uitzicht viel het tegen aangezien de omringende bergen in regenwolken gehuld waren....

 

Verder in de auto passeerden we de power centrale en het grote stuwmeer van Glen Affric. Zo natuurlijk is het daar dus allemaal niet! Gek dat dit dan net een reservaat is, met op het einde een ruiger heide gebied. Daarna tijd om rechtsomkeer te maken waarbij we op weg naar Cannich nog een andere mooie rustige weg tussen de weilanden (met hele lange grappige koeienfile) uitprobeerden die door wegwerken afgesloten was (dus rechtsomkeer) maar ons wel naar een sfeervol ommuurd oud kerkhofje te midden van de schapenweien bracht (Comar Burial ground). We maakten nog een stop bij een klein meertje te midden van de bossen Lochan Dubh.

 

Zo kwamen we in de vroege avond weer bij Drumnadrochit bij Loch Ness waar we gisteren ook al waren. Het centrum is trouwens erg mooi met een leuk pleintje en huisjes, maar we vonden niet meteen iets naar onze zin om onze honger te stillen. Dan maar een zandweg in op weg naar de Clunebeg Lodge. Heel afgelegen (met hun eigen galloway runderen) maar was zeker OK en heel sympathiek om hier te eten. Rustig op een gekke aziatische familie na. Langs Loch Ness ging het verder naar Fort Augustus. Met een halvelings zonnetje en prachtige wolken was het hier prachtig. En rustig want alle toeristen waren al weg dus we genoten volop van een wandelingetje langs het indrukwekkende sluizecomplex (in trappen) dat het Caledonisch kanaal hier doet afdalen naar Loch Ness. Heel fleurig ook met bloemetjes, een Nessie kunstwerk en schattige huisjes. Je kon over de bruggetjes van de sluizentrappen lopen (op dit uur geen boten meer) en had verre uitzichten op Loch Ness.

We passeerden nog twee andere grote meren (maken allemaal deel uit van de Great Glen, dwars door Schotland, waarin dus ook Loch ness ligt) eer we dichter bij onze eindbestemmig kwamen en de bergen van de Nevis Range voor ons opdoemden. Bij de Sommando Memorial heb je een knap uitzicht hierop, al zagen wij ook (te) veel wolken rond de bergen. Een rit langs het dorpje Spean Bridge en deze bergen bracht ons bij onze overnachtingsplek Fort William, een vrij groot en toeristisch plekje. Weer even zoeken (potjandorie toch, tweede keer op rij) naar ons hotel Best Western Imperial, een heel ouderwets hotel waar het lang wachten was op de receptionist vooraleer we dan eindelijk in onze bedden konden gaan uitrusten van weer een drukke dag!

 

19 juni – prachtige hike onderaan de Ben Nevis, Afternoon Tea en otters!!

Na een beetje een gek ontbijt (helft aan tafel geserveerd, rest buffet) lieten we om 8u in de regen het hotel achter ons, op naar de Glen Nevis! De vallei begon al enkele kilometers van het stadje. Eerst een stop bij het visitor centrum, waar al een aantal stoere bergwandelaars begonnen. Aan de beklimming van de Ben Nevis misschien? De hoogste berg van het Verenigd Koninkrijk met zijn 1344meter maar helemaal in de wolken gehuld dus aan bergwandelen had je volgens mij die dag toch niet veel. Wij hielden het hier bij een korte wandeling over de hangbrug en langs het riviertje, mooie omgeving trouwens. De autorit door de vallei (is een dikke 10km) was trouwens zeer de moeite, ondanks de wolkens rondom de bergen. Veel schaapjes, groen, ruig en lieflijk tegelijk. We maakten heel wat stops, o.a. bij de Lower Falls en wat verder een klein stukje wandelen door het dal.

Op het einde van de weg ging de auto aan de kant voor een langere wandeling naar Steall Gorge en de Steall Waterfall : eerst een stuk door een beboste kloof, waar je hier en daar door een watervalletje moest stappen. Geen makkelijke wandeling trouwens, het was opletten geblazen met alle rotsen op het pad en beneden onderaan de helling raasde het riviertje. Plots opende vallei in een hogergelegen vlakte, omgeven door bergen en meteen zicht op de waterval. Prachtig! Hier genoten we er echt van om rond te wandelen. Als je naar de voet van de waterval wil, is er ook een stoere kettingbrug, maar daar hoefden wij gelukkig niet over. Wij volgden de linkeroever van het riviertje tot een volgende serie watervalletjes en een ruïne met een ander schattig bruggetje over het riviertje. Volop genieten hier! Een beetje hooggebergte hoewel we eigenlijk niet eens zo heel hoog zaten. Op de heenwandeling waren we bijna alleen. Terwijl we terugwandelden kwamen we plots wel veel andere wandelaars tegen; die waren we net allemaal voor geweest blijkbaar.

 

Na het druk verkeer rondom Fort William getrotseerd te hebben, brachten we nog een kort bezoekje aan de ruïne van Old Inverlochy Castle uit de 13de eeuw: een leuke ruïne om te ontdekken, mooi gelegen aan de rivier en omgeven door oude dikke bomen. Een volgende stop was Neptune’s Staircase. Heel gelijkaardig aan wat we gisteren zagen in Fort Augustus en we waren dus weer onder de indruk! Een sluizentrap van 8 sluizen om weer de hoogte tussen het Caldedonisch kanaal en de lochs (zee) te overbruggen en in het verlengde van the Great Glenn. En er waren boten die in de sluis naar beneden gingen, dus het was leuk even te kijken. Ik ging ook wat vragen aan de sluiswachter stellen: ik leerde bij dat het uren duurt eer een boot er door is (3u als ik me goed herinner) en dat het heel duur is om met je boot de sluis te gebruiken. Ze hebben ook geen vaste uren waarop er naar boven en beneden gegaan wordt: gewoon betalen en je kan ze gebruiken.

Tijd om de beroemde route de Road to the Isles aan te vatten! Een heel mooie route, dat wist ik nog van enkele jaren geleden met mijn ouders. Helaas deed het weer toch wel weer afbreuk aan de schoonheid. Een eerste stop was bij Glenfinnan viewpoint. Pay en display parking, maar dat hebben we gewoon genegeerd. Over een nat pad was het steil naar boven wandelen naar het viewpoint. Aan de ene kant zag je dan een groene vallei met het “Harry Potter stoomtrein viaduct”. Er rijdt hier ook regelmatig een trein: een toeristische route die ook soms met stoomtrein gedaan wordt en wij hebben later op de dag dan ook nog twee keer de rookwolken daarvan gezien. Aan de andere kant zagen we het Glenfinnan monument in een prachtige omgeving met lochs (Loch Shiel) en bergen. Eén van de bekendste uitzichten van Schotland denk ik. Wat verder stopten we nog bij het sfeervolle kerkje Glenfinnan Church waar tussen de dennen nog een grote oude klok stond

Een eindje verder vlakbij het plaatsje Arisaig leerden we door geocaching een wel heel bijzondere plek kennen: een soort van park/tuin (al was het vrij wild) waar je vrij in kon rondlopen. Met mooie bomen en bloeiende rododendrons. Op het einde van de Road to the Isles arriveerden we dan in Mallaig (waar veel ferry’s vertrekken). Eerst iets eten: we hadden al beslist dat dat of fish&chips of een afternoon tea werd en gelukkig vonden we voor dat laatste een heel leuk adresje: het West Highland hotel, heel rustig op een heuvel in het dorpje met zicht op het water met de eilanden in de verte. Het was superlekker met sandwiches, scones en cake. Daarna wandelden we door het dorpje met de heel bedrijvige haven (met versleten boten) en joepie we zagen ook een zeehondje. En wat later één heel vlakbij, in het water aan onze voeten. Die konden we heel goed zien. Langs de vishal wandelden we terug. De eilanden aan overkant van de zee konden we ondertussen door de regenwolken ook al niet meer zien helaas.

Omdat de weg in Mallaig doodloopt moesten we dezelfde weg terugrijden maar nu kozen we voor de coastal route ipv de hoofdweg. Eerst een omweggetje naar Loch Morar: het diepste meer van Europa, meer dan 300 meter diep! Langs de oevers van een heel kort riviertje reden we verder tot aan de riviermonding. Hier waren er ondanks het donkere weer witte stranden (Bogdan Beach) waar we even over rond dwaalden. De kustlijn volgend langs veel parking en vrij veel huizen reden we verder. Voor een geocache moesten we een wandelingetje maken langs een beekje, dat we op het strand konden doorwaadden voor we op  de rotsen klommen te midden van mooie stranden (Camusdarag Beach) met uitzichten (allez ja, toch een beetje) op de eilanden van Egg en Rum. Blijkbaar veel beschermd duin/kustgebied hier maar wel bizar dat er dan zoveel gebouwd mag worden.

 

Via een grote omweg reden we terug naar Fort William, door terug een rustig gebied vol natuur, eerst langs Loch Moidart waarbij we doorstaken over het Ardnamurchan schiereiland tot in Salen aan Loch Sunnart. Mijn leuk brochuretje had al eerder gelijk gehad over de zeehondjes in de haven van Mallaig en Loch Sunnart was volgens het leuke boekje een hotspot voor otters. Aangezien het toch slecht weer was, gingen we dus maar een stukje rijden langs de kust. En op de eerste plek waar we gingen kijken: ongelooflijk, maar Roel zag meteen een otter! Het duurde even eer ik hem ook zag maar hebben hem heel lang heel mooi kunnen bekijken. Je kon bvb goed zien dat hij op zijn rug ging drijven om dingen in zijn mond te stoppen. We zetten onze route voort en verder in Loch Sunnart zagen we nog zeehondjes ook. Op het einde van het loch kwamen we in een groenere vlakte en wat verder al weer een ander loch (ook weer zo’n diep ingesneden zee arm). Prachtige vergezichten hier op de zee met de bergen in de verte.

 

Om terug te keren naar Fort William moet je hier heel ver omrijden, of de ferry van Corran nemen. We zagen de ferry voor onze neus wegvaren dus moesten we een half uurtje wachten, maar wat een mooie omgeving, met als extraatje een wel heel erg kapotte boot. Met de laatste ferry van 9u staken we de fjord (Loch Linnhe) over, om nog een kort maar prachtig stukje te rijden langs Loch Leven. De wolken en het slechte weer maakten het deze keer extra mooi. We hadden wel een probleem want er is in de UK na 9 u nergens nog eten te kregen. Op twee plaatsen werden we terug weggestuurd. Op naar het hotel dan maar, door de vallei van Glencoe. Prachtig mooie hoge onbegroeide bergen, en zo laat op de avond heerlijk rustig. Schaapjes en vele herten maakten het plaatje compleet. Op het einde van de vallei kwamen we zo bij ons hotel (met hertjes langs de toegangsweg), een heel oud wit gebouw uit de 17de eeuw, het Kings House hotel. Gelukkig konden we in de Climber’s Bar nog wat muffins krijgen en ook een cider, mmm. Onze kamer kwam ook uit de 17de eeuw leek het wel, haha, heerlijk ouderwets, het had wel iets! 

20 juni – wandelen in Glencoe en op naar de Schotse hoofdstad

 

Weer prima geslapen maar toen we buiten keken: helaas – weer regen en mistig weer. De wolken hingen nu zelfs nog lager dan de avond er voor dus gelukkig hadden we gisterenavond toch al genoten van de mooie vallei hier. Na een ouderwets ontbijt in de ouderwetse ontbijtzaal lieten we Kings House hotel om half 9 achter ons om de hele vallei van Glencoe nog eens door te rijden, tot aan het dorpje Glencoe zelf aan Loch Leven (de zee dus weer). Slecht weer dus we besloten eerst enkele geocaches te zoeken in dit schattige dorpje (hetzelfde dorpje waar ze ons de avond vooraf dus geen eten meer wilden geven!). Daarna rechtsomkeer om voor de derde keer de Glencoe vallei door te rijden. Slecht weer of niet, het blijft prachtig en we zagen tussen de wolken door dat ook hier op vele toppen nog wat restjes sneeuw lag. Een vallei met ook veel geschiedenis want in de 17de eeuw werd hier een hele clan uitgemoord door de koning. Gelukkig is het er nu extreem vredig en zo ’s ochtends nog relatief rustig.

 

Op heel wat plaatsen ging de auto aan de kant om het uitzicht te bewonderen, bvb. bij de waterval bij Laririg Eilde, en we maakten verschillende kortere (owv het weer) wandelingen. Zo deden we een stuk van de trail naar Lost Valley (de rivier over, langs een rotstrap mbv een ijzeren koord, tot bij de waterval, Roel vond het te veel langs afgronden, en de wolken gingen sowieso het zicht belemmeren. Op de parking stond zelfs een doedelzakspeler op ons (en vooral op bustoeristen) te wachten) en gingen we op zoek naar een heel oude geocache uit 2002 “Rockhopper”. Niet evident, door een rivier (ik bleef dan ook wijselijk op de andere oever wachten) en op een steile helling. Hier ontmoetten we ook twee Ierse geocachers met hun honden. Roel vond de cache uiteindelijk, heel tof! Het wandelen is hier niet evident omdat de grond zo zompig is, het lijkt wel echt veen. Wat verder ook nog een iets eenvoudigere wandeling over een vlak pad langs de trail die uiteindelijk naar Glen Etive gaat. Op deze manier hebben we toch enkele toffe uurtjes in deze boomloze groene machtige vallei doorgebracht.

Met de auto gingen we daarna een andere zijweg verkennen, door Glen Etive. Misschien zelfs nog mooier dan Glencoe (dat tegen het middag uur behoorlijk druk geworden was!). Een single track road met gelukkig weinig verkeer leidde ons langs een riviertje dat bij momenten behoorlijk wild was. Uiteraard met dit weer kwamen er ook vele watervallen uit in dit riviertje! Echt knap om deze weg te rijden en Roel moest dan ook veel aan de kant voor mijn foto-stops! Tijd om de highlands achter ons te laten en koers te zetten richting Edinburgh, toch nog een flinke rit van meer bijna 200 km en aangezien ze hier bijna geen autostrades hebben.... Gelukkig was het een hele mooie rit want we passeerden door de toeristische gebieden van Loch Lommond en de Trossachs. Eerst echter een heel spectaculair stuk langs vele lochs en viewpoints op grillige bergen met sneeuw. In Tyndrum was het druk; er was hier een bijzondere loopwedstrijd aan de gang. Iets heel serieus want de lopers waren achter hun auto’s allemaal aan de slag om speciale maaltijden te bereiden? Heel bijzonder. Gelukkig was er in Tyndrum ook nog een leuk restaurant waar we lekker aten.

 

Na Tyndrum werd het landschap vlakker. Bizar genoeg werd trouwens ook het weer stilaan beter en beter  (in Edinburgh op het einde van de dag zou de zon zelfs volop schijnen). Eén van de drukkere dorpen die we passeerden was Callandar. En daar eindelijk een soort autostrade. Vanop de autostrade konden we nog een blik werpen op de beroemde burcht van Stirling en zo kwamen we dan terug in de drukke streek rondom Edinburgh. De buitenwijken van Edinburgh vonden we heel mooi! Het centrum was niet simpel met de wagen, maar hehe, gelukkig nog net een parkeerplaatsje voor ons  hotel de Holiday Inn Epress Royal Mile, pal in het centrum. En weer een gelukje, we kregen een supergrote comfortabele kamer (de invaliden kamer). Het was al 6u dus gewapend met een plan trokken we meteen het centrum in. Viel zin om te zoeken hadden we niet maar vooral honger (de avond vooraf dus eigenlijk niet gegeten) en daar was pizzahut, mmm dat smaakte!

 

Met gevulde magen konden we zo dan de stad verkennen. De ligging van Edinburgh is best bijzonder, omgeven door heuvels, waarvan één gekroond met Edinburgh Castle en één met een soort van Grieks tempeltje (Calton Hill). Een andere hoge heuvel is Arhurs Seat. Wij hielden het bij de “lage” stad van waar je trouwens wel zicht hebt op de zee in de verte, ook wel speciaal. De as door de stad is de Royal Mile die gaat vanaf het kasteel tot aan het Palace Holyrood House en langs waar vele van de bezienswaardigheden liggen. Eerst keken we even wat er “achter” de Royal Mile te zien was: van op een soort van hoge brug heb je hier een bovenaanzicht op de het station, Calton Hill en uiteraard het kasteel dat van overal te zien was. De eerste kilt-schotse rokken winkels werden ook gespot. In de stad trouwens af en toe mannen in Schotse rok gezien, die leken naar meer officiële feestjes te gaan. Verder vooral veel “rare” mensen gezien die nog in een ander tijdperk leken te leven. En ook vrij veel daklozen helaas... Via Market Street  en de close bij Gladstone land (met vele mooie gebouwen, zal wel een dure blok zijn) kwamen we weer bij de Royal Mile.

 

Aan de andere kant van de Royal Mile daalden we via een soort van een soort van verhoogd terras en trappen af naar een lager gelegen straat en een pleintje met veel pubs de Grassmarket. Via een ommetje kwamen we zo weer uit bij de Royal Mile met oa meer officiële gebouwen (vaak erg mooi) en de St Giles kathedraal. Veel mooie gebouwen, maar de stad voelde voor ons heel grauw aan, ondanks de kleurige pubs hier en daar. Opvallend en grappig zijn ook overal de de “closes”; dat zijn smalle gangetjes naar pleintjes en achterkoertjes. Bij Edinburgh Castle liepen we “dood”, dit is enkel met een kaartje te bezoeken maar dit hebben we niet gedaan. We wandelden rondom het kasteel. Heel bizar te zien dat ze een mega-grote tribune aan het opbouwen zijn hier, dat is vast voor de tattoo die later deze zomer plaats vindt. We moesten een flink eind omlopen om rond het kasteel te raken en zo kwamen we in het mooie park “West Princess Gardens” en via een grote brug over dit park kwamen we zo weer aan Royal Mile.

 

Net op tijd voor onze tour die ik voor 21u geboekt had in “Real Mary King’s Close”. Met een vrij kleine groep gingen we met een middeleeuws verkleedde gids een close ontdekken die overbouwd werd en dus nog heel goed bewaard werd gedurende eeuwen. Het dateert uit de 16de-17de eeuw en je kon nog heel goed de oude straat en zijgangen zien. Het was enorm toeristisch uitgebouwd met nagemaakte kamers en special effects (zoals schilderijen die begonnen te praten) maar al met al wel zeer de moeite voor een bezoek want heel sfeervol. Ze hebben ook een eigen spook voor wie mensen poppetjes achterlaten. En ook wij schrokken heel erg want boven onze hoofden liep plots een echte rat. Brrrrrrrrrrrrr Gelukkig was dat op het einde van de tour en de reden waarom ik heel blij was weer buiten te staan.

 

Eens buiten was de zon aan het ondergaan, wat voor mooie luchten en zichten richting zee zorgde. Er waren ondertussen ook enkele straatartiesten waarvan één vrouw (ook in het verkeerde jaar geboren denk ik) echt heel knap zong/muziek maakte. Na wat foto’s bij de spiegels die buiten hangen bij de Camera Obscura toren zochten we een pub om onze laatste avond in Schotland in schoonheid af te sluiten. Niet zo eenvoudig, het was op deze zaterdag avond overal heel druk. Maar we vonden toch een stoel bij “Inn on the Mile” waar we enorm genoten van een supergoed life optreden! We raakten hier ook aan de babbel met een koppel Schotten (eigenlijk een Ier en een Engelse) en zo wisten we Edingburgh toch nog te appreciëren, want de stad as such was ons eigenlijk tegengevallen. Misschien waren de verwachtingen te hoog geweest! Het was dan ook al tegen middernacht eer we bij onze Holiday Inn terugkwamen, voor onze laatste overnachting in Schotland!

 

21 juni – veel groen, een prachtige abdij en weer tijd voor de ferry!

 

Na een Holiday Inn express ontbijt (nee, we zijn er nog altijd geen fan van en keken meer en meer uit naar echt brood op de boot terug huiswaarts) was het eigenlijk het plan om nog een wandeling door de stad te maken en misschien nog iets te bezoeken. Roel had er al niet zo veel zin meer in – de mooie natuur van Schotland bekoort ons toch meer dan deze stad – en na een half uurtje rond wandelen moest ik hem gelijk geven: op deze zondagmorgen was de stad enorm vuil (je wil niet weten wat we allemaal tegengekomen zijn) en het stonk. Wegwezen dus maar en om half 9 reden we weg om nog wat van de Schotse natuur te gaan genieten! Wel eerst een ommetje met de auto naar de beroemde wijk “New Town” bekend van het rechte stratenpatroon en de Victorianse huizen. Daarna ging het zuidwaarts richting Engeland. We reden deze keer niet via de kust naar Newcastle-upon-Tyne maar via de Schotse streek “the Borders”. Lieflijke heuvels, veel groen, veel kleine landschapselementen en zelfs vrij goed weer (enkele regenbuien maar tussendoor ook de zon).

 

We passeerden vele schattige plaatsjes zoals Lauder en dankzij geocaching ook een boel mooi plekjes ontdekt. Bvb het 18de eeuwse viaduct “old drygrange”, heel knap. En door een schappenwei wandelden we over een oude Romeinse weg (hoewel ik helemaal geen weg zag). Onze hoofdstop was het plaatsje Melrose, waar we Melrose Abbey met een bezoekje met audio guide vereerden. Oorspronkelijk uit de 12de eeuw maar vernield en daarna vanaf de 15de eeuw weer uitgebouwd tot de rijkste abdij van Schotland. Knappe site en super interessant. Je had wel wat verbeelding nodig maar door de goede informatie lukte dat goed. Je zag de oude kerk, met veel details, zoals bvb een beeldje van een doedelzak spelend varkentje (waterspuwer) ergens hoog. Verder ook de toren waar je in kon voor een mooi uitzicht, de cloister rondgang, de vormen van de verschillende vertrekken waar de paterkes woonden en werkten, met veel informatie over het dagelijks leven. De abdij is ook bekend omdat het hart van de bekende Robert de Bruce hier begraven ligt en dat is dan ook duidelijk aangegeven. Verder ook een zeer sfeervolle plek door de roze ruiïne met veel details.

Na dit toffe bezoek kozen we – en er was voor de verandering eens veel keuze – een restaurantje uit om te eten en we kozen voor het Station hotel waar we drie gangen aten, het was superlekker (vooral de coffee cheese cake)  en ook weer heel sfeervol. Onze route ging verder, door de glooiende landschappen vol prachtige hagen en bomen, langs het mooie plaatsje Jedburgh. Ik denk dat deze streek eigenlijk ook wel een langer bezoek verdient. Wel totaal anders dan het eenzame en ruige Noorden van Schotland; veel Engelser hier. Regen en zon wisselden elkaar af en we zagen net als op de heenrit ook weer en droge das langs de kant van de weg. Daar was dan de Engelse grens, weer een mooie wegparking/uitzichtpunt en zo kwamen we in de prachtige Engelse provincie Nortumberland. Bij een korte wandeling in een natuurgebiedje kwamen we hier zowaar het Belgische leger tegen: twee militairen die samen aan het cachen waren (met een spectaculaire leger truck) – zou ik ook wel willen doen op kosten van de Belgische belastingbetaler. Een laatste cache bij Percy’s Cross, bijzonder want hier vond tijdens de 100 jarige oorlog een grote veldslag plaats (Otterburn Battle site).

Verkeer werd drukker en wij reden nu in één keer door, naar Newcastle-upon-Tyne want om 17u vetrok de ferry daar alweer, terug naar Amsterdam. Deze keer heette de boot de King Seaways. We waren vrij nipt op tijd voor het officiële boarden (al zag ik nog tot net voor afvaart nog auto’s aan boord rijden). Tijd om nog wat te genieten, want we hadden allebei ook wel weer uitgekeken naar deze ferry overtocht omdat het eten zo lekker is en de hutten ook zo aangenaam. Onze hut, deze keer op dek 9, had een ander interieur dan op de heenreis maar gelukkig even comfortabel! In tegenstelling tot de Princess Seaways had de King een voordek waar je op kon, heel hoog, enkel bij afvaart en aankomst. Leuk om zo nog eens naar de mooie haven van Newcastle te kijken. Terwijl we dan echt vertrokken en de haven uitvaarden zaten wij al weer bij het raam te eten in het 7Seas buffet. Eigenlijk gereserveerd voor 18u maar op de boot werd omgeroepen dat het hier al Nederlandse tijd was dus oeps, al een uur gepasseerd.

 

Na het eten kochten we een toegangspas voor de Quiet Lounge – een lounge aan de voorkant van de boot met internet, koffie en thee en een grandioos uitzicht. Daar hebben we toch enkele uurtjes gezeten. Elke keer als we veel vogels zagen ben ik rechtgesprongen in de hoop op dolfijntjes maar helaas, geen geluk deze keer, al heb ik wel regelmatig heel mooi Jan-van-genten kunnen zien, ook plezant! En daarna supergoed geslapen in onze Commodore cabin!

 

22 juni – de reis zit er nu echt op...

 

Ontbijten aan boord (helaas deze keer in een aparte commodore-klasse ontbijtzaal; wij verkozen toch het 7seas restaurant) en daarna op het voordek gaan kijken hoe we de Nederlandse kust naderden; leuk om zien ook omdat er zo veel andere schepen waren. Om half 10 na veel gemanoevreer (heel knap met zo’n gigantisch ship) waren we weer in Nederland. Bijna toch, want er werd omgeroepen dat door een extra douane controle het van boord gaan vertraging had. Gelukkig viel dat mee zodat we na nog een cache gevonden te hebben in de mooie bloemrijke duinen van Ijmuiden, we na een dikke twee uur rijden kort na de middag weer thuis waren. Schitterend land is Schotland. We hebben genoten van de kusten, de highlands en de wildlife maar het weer gaan we deze keer toch niet missen! De allermooiste herinneringen bewaren we zeer zeker aan ons bezoekje aan de Orkney Islands, toch behoorlijk uniek!

 

 

Opvallend:

 

Het Schotse weer was nog slechter dan verwacht. Gelukkig wel niet te veel in de regen gewandeld maar wel altijd wolken rondom de bergen. Enkel op Orkney heel goed weer gehad (gelukkig) en ook in Edinburgh was het weer ietsje beter.

Heel typisch: veel struiken met gele bloemen (een soort brem of gaspeldoorn) die erg prikken en lekker ruiken. Je hebt ze overal in grote getale. En langs de kust mooie roze bloempjes die wij Engels gras noemen.

Links autorijden viel goed mee, ook dankzij de sticker die we op het dashboard hadden geplakt.

Weinig tot geen autostrades, en waar ze er al zijn is de maximumsnelheid heel laag (ongeveer 113 km per uur) en zijn er super korte opritjes bij de wegparkings. Ook veel grote roundabouts (toch alleszins in de buurt van de grotere steden).

One way tracks met de talrijke bordjes “passing place”: niet iedereen is de passeer techniek even goed meester en iedereen steekt altijd zijn hand op, ook als je diegene bent die aan de kant gaat.

Mensen zijn over het algemeen heel vriendelijk.

Ze hebben nog volop telefooncellen (vooral de typische rode) op de gekste plekken in Schotland.

Niet altijd makkelijk eten te vinden in de kleine stadjes in de highlands: en na 9 u ’s avonds is het gewoon onmogelijk! Wij vonden de visitor center meestal nog het beste om te eten (lunch). Bij het ontbijt missen we wel altijd normaal brood.

Golf! Overal tot in het kleinste dorp in de grootste uithoek toe op mooie plekken ligt er wel een frisgroene golfbaan.

Veel gezien: “free range eggs” standjes. Nee nee, geen gratis eieren, ze zijn zelfs behoorlijk duur!

Veel toeristen met een mobilhome, ’s avonds valt het op dat zij de parkings in de mooie gebieden opzoeken. Trouwens ook een keer zigeunerkamp tegengekomen.

Heel moeilijk of zeg maar onmogelijk om na 9u ’s avonds nog ergens eten te krijgen. Qua ontbijt missen wij vooral normaal brood.

182 geocaches gevonden, meestal makkelijk te vinden maar niet zo heel erg bijzonder

bottom of page